Ideaal-Ik
Die objectiviteit is onder andere in de stijl en de vertelwijze aanwijsbaar. Zo wordt in het boek de hoofdpersoon steeds Thijm genoemd en niet mijn vader en gebruikt Van Deyssel, wanneer hij zichzelf aanduidt nooit ik maar altijd het meer neutrale wij. Sterk objectiverend werkt ook de licht ironische toon waarmee de vader en zijn milieu beschreven wordt, een ironie die nergens doorschiet naar sarcasme. Dat het boek toch een persoonlijk document blijft, komt vooral door de warme genegenheid waarmee Van Deyssel zijn vader via talloze met zorg gekozen details portretteert.
Schrijven over je vader is tegelijk over jezelf schrijven. Deze biografie is daar een voorbeeld van. Zo valt herhaaldelijk het licht op Thijms liefde voor de schoonheid. Volgens Thijm had Gods schoonheid zich geopenbaard in stoffelijke vormen, speciaal in de schone kunsten en literatuur. De beoefening van kunst en literatuur moest dan ook opgevat worden als de cultus aan God gewijd. Dit standpunt van vader Thijm zien we, zij het met andere accentuering, terug in het artistieke credo van de zoon omstreeks 1891, de tijd waarin hij zijn biografie schreef. Het leven en de kunstopvatting van de zoon toen verklaart ook waarom de reinheid van zeden van de vader, zijn smetteloze kuisheid en de vrouwencultus van de vader zoveel nadruk krijgen in de biografie. Uit andere publikaties van Van Deyssel weten we hoezeer hij worstelde met zijn seksualiteit en de liefde wilde vergeestelijken. Met instemming constateert de zoon dat zijn vader met politiek en socialisme niets te maken wilde hebben. Had Van Deyssel niet in dezelfde jaren, waarin de biografie tot stand kwam, gewezen op zijn afkeer van het socialisme en van politiek engagement?
Welke plaats De wereld van mijn vader inneemt in het leven van Lodewijk van Deyssel, met name welke functie het voor hem psychologisch en artistiek had, dat durf ik niet te zeggen. Dat moet de toekomstige biograaf van Van Deyssel - en wie zou dat anders kunnen zijn dan Harry Prick - maar duidelijk maken. Ik denk dat Van Deyssel in deze biografie van zijn vader niet afrekende met de wereld van zijn vader (daarvoor is de toon te mild) maar ook via de beschrijving van zijn vader wilde laten zien hoe hij als mens en kunstenaar een ideale voortzetting was van de vader. Het is niet zozeer zijn antiik die hij in zijn vader portretteert maar meer zijn ideaal-ik. Hoe graag had de zoon de ridderlijke vrouwenvereerder, de religieuze schoonheidsaanbidder en de kuisheidsapostel, die hij, alle ironie ten spijt, in zijn vader zag, willen zijn!
De wereld van mijn vader behoort met Van Deyssels Gedenkschriften, zijn Adriaantjes, zijn ‘heroiesch-individualistische dagboekbladen’ en sommige van zijn kritieken tot het beste wat Van Deyssel geschreven heeft. Wie deze biografie vergelijkt met die van Gerard Brom over Alberdingk Thijm, zal moeten erkennen dat Van Deyssel in menig opzicht Brom naar de kroon steekt, zeker in stilistisch en compositorisch opzicht. Van Deyssel is haarscherp in zijn typeringen van mensen, is humoristisch en weet op tijd significante anekdoten in te lassen. Een biografie moet op een roman beginnen te lijken, vond Van Deyssel. Dat is in zijn boek inderdaad een paar keer het geval. De uitvoerige beschrijving van één dag uit het leven van Thijm is daar een uitstekend voorbeeld van. Als een ervaren romanschrijver hanteert hij daarbij het procédé van de uitweiding.
Terecht is dit boek, geïllustreerd en wel, door Thomas Rap uitgegeven. (Het doet me goed zijn naam weer op de titelpagina aan te treffen.) Natuurlijk tekende Harry Prick voor het voorwoord en de vele aantekeningen. Eén aantekening was geheel nieuw voor mij. Namelijk die over de gewoonte van de katholieke clerus om patchouli te benutten om de rookgeur uit de soutane te halen. Prick voegt hieraan toe dat de clerus blijkbaar niet wist dat volgens een zekere Jellinek patchouli tot de krachtigst erotiserende reukstoffen behoort.
■