Hoezó een lever als god in Drankrijk?
Optima over Drank en Letteren
Optima Cahier voor literatuur en boekwezen Nummer 9 & 10, 183 p., f15, - Uitgever: Joost Nijsen
R. Ferdinandusse
De filmster Alan Ladd had, begin 1945, drie maanden verlof uit militaire dienst, en zijn maatschappij, Paramount, dacht dat Ladds marktwaarde weer snel zou stijgen als hij in die drie maanden een film kon maken. Men ontdekte dat Raymond Chandler een boek aan het schrijven was, waar met weinig moeite een scenario van viel te fabriceren. Chandler begon te schrijven en een paar weken later begon men ook alvast met filmen. Tot het moment kwam dat de filmers de schrijver hadden ingehaald. Paramount bood Chandler een bonus van 5000 dollar als hij zou opschieten, maar dat vond hij zo beledigend dat hij helemaal niet meer schrijven kon; hij wist trouwens ook niet hoe een plot afgemaakt moest worden. Chandler kwam tenslotte zelf met de oplossing voor het probleem: alles zou goed komen als hij het karwei dronken zou mogen beëindigen.
Hij maakte een lijst met voorwaarden. Twee Cadillacs voor de deur, om gedeelten van het script naar de studio te brengen, en om boodschappen voor zijn vrouw te doen; een dokter om hem vitamine-injecties te geven, want als hij dronk at hij nooit; zes secretaressen die in drie ploegen elk uur van de dag beschikbaar zouden zijn; enzovoort. Twee weken later was het script klaar, vrijwel gelijk met de film. Chandler had meer dan een maand nodig om van de hele toestand te herstellen; de dokters- en verpleegkosten bedroegen meer dan de vijfduizend dollar die hij extra kreeg.
Toen hij aan het project begon was Chandler van de drank af. Hij had, zoals dat heet, een stevig drankprobleem achter de rug en schreef elke dag om zichzelf te tonen dat het ook zonder drank ging. Daarom vind ik het zo'n aardig verhaal als het om drank en schrijven gaat: de overtuiging dat het zonder alcohol zou moeten, maar de zekerheid dat het mét kan.
Ik heb die episode in Chandlers leven nog eens nagelezen, nadat ik in een vraaggesprek over drank met August Willemsen las dat hij een keer - bij het vertalen van een Braziliaans en verder ook een heel moeilijk boek - was gaan drinken omdat hij er niet uitkwam. Hij dacht dat hij door middel van de drank lagen in hemzelf kon aanboren waar hij op geen andere manier toekwam. ‘Ik heb achteraf het gevoel dat het in dat geval geholpen heeft. Maar anders is het natuurlijk uit den boze.’ Ik vrees dat Chandler dat niet met dat laatste eens zou zijn, en altijd zou denken dat hij met de bourbon onder handbereik de beste lagen aanboorde.
August Willemsen is aan het woord in het cahier voor literatuur en boekwezen Optima, dat in een dubbelnummer het thema Drank en Letteren aansnijdt. De redactie (Ad Fransen, Lucas Ligtenberg en Joost Nijsen) weet ook wel dat het een oeverloos gebied is, maar omdat het nog nooit gebeurd is hebben ze het maar eens gedaan. Het mooist is een eigen bloemlezing van gedichten over drank van (Ad Fransen), waarbij er een aantal zijn opgenomen (Eijkelboom, Carmiggelt, Den Brabander) die zo hartverscheurend alcoholisch zijn dat je nog steeds niet begrijpt waarom ons volk ze op school niet uit het hoofd moet leren. Fransen doet zijn uitgever de tip aan de hand eens een bloemlezing drankgedichten te laten maken. Het ligt voor de hand, en dat is misschien ook de reden dat niemand het ooit gedaan heeft.