kennen, in de gedaante van jonge heren, dan is het ook wel mooi als je een kleine collectie kunt aanleggen.’ Hij schiet in de lach maar haast zich dan te zeggen: ‘Bovendien was ik ook geïnteresseerd, puur etnografisch, in de vraag: hoe reilt en zeilt het homoleven in de Sovjetunie. Voor dat “onderzoek” was het natuurlijk ook van belang dat ik met veel jongens in contact kwam.’
Kees Verheul
bert nienhuis
Dat riekt naar een vergoelijking achteraf.
‘Nou ja, vergoelijking... ik hoef niets te vergoelijken. Of je nu met dertien mensen iets hebt in zo'n periode of met één, maakt niks uit. Het ene is niet beter of slechter dan het andere.’
Wat hem in Rusland altijd treft, zo vertelt hij, is ‘de argeloze homo-erotiek’. ‘Armen om elkaars schouders, samen drinken, samen dansen. In het stoomkamertje van het Russische badhuis zitten de mannen, ongedwongen, naakt bij elkaar, slaan elkaar met berketakjes om het zweet van het lichaam te verwijderen. Er hangt een sterk erotische sfeer van mannen-onder-elkaar, maar geen Rus die er zich voor geneert, niemand komt op de gedachte dat dit een vorm van seksualiteit is die verachtelijk zou kunnen zijn. Dat argeloze, dat vind ik prachtig.’
Je komt ook 's avonds of 's nachts in het Bolsjoi-plantsoen. Hoe gevaarlijk is dat?
‘Helemaal niet gevaarlijk. Je kunt per ongeluk tegen een jongen aanlopen die nogal sadistisch is ingesteld, dan heb je pech. Of geluk, als je ervan houdt. Maar de politie laat iedereen met rust en voor berovingen hoef je niet bang te zijn. Hier in het Vondelpark ben je 's nachts je leven niet zeker maar in Moskou kun je dan rustig met een jongen door het park wandelen, op een bankje zitten praten of zelfs een beetje vrijen. Er hangt veel minder gevaar en geweld in de lucht. Dat is een van de aantrekkelijke kanten van Rusland.’
Wanneer ik hem wijs op het feit dat gevaar hem soms toch wel schijnt aan te trekken, getuige zijn flirt met een KGB-luitenant, zegt Verheul: ‘Misschien dat een klein beetje gevaar me aantrekt. Nu had ik bij die KGB'er niet direct het gevoel dat ik iets gevaarlijks deed. Het was wel een wonderlijke ontmoeting. Normaal gesproken kom je met zo iemand niet in contact. Een KGB'er is iemand waarvoor je, gezien zijn functie, niet zoveel sympathie voelt. Maar het was wel een boeiende en pikante ontmoeting.’
Pikant omdat hij door zijn functie tot het kamp van de ‘vijand’ behoort?
‘Ja, dat vond ik bijzonder. Ook dat hangt samen met mijn “liefdesrelatie” met Rusland. In zekere zin vertegenwoordigt Rusland voor ons toch het gevaarlijke, het dreigende, het kwaad.’
Kirill, de jongen met wie je een verhouding hebt, denkt eng-nationalistisch en bewondert bovendien Hitler. Dat staat de omgang met hem blijkbaar niet in de weg.
‘Nee. Bovendien, wat weet zo'n twintigjarige sovjetjongen nou van Hitler? Hij weet alleen: Hitler is het allerergste dat er ooit bestaan heeft. Ik kan me wel voorstellen dat hij juist daardoor die man gaat bewonderen. Toen ik erachter kwam dat hij zo dacht was dat wel een schok voor me, maar een reden om de vriendschap meteen te beëindigen was het niet. Als ik hem langer gekend zou hebben zou ik misschien geprobeerd hebben hem tot andere gedachten te brengen. Misschien zou het de omgang op den duur wel bedorven hebben.’ Doorpratend over het kwaad zegt hij: ‘Het meest absolute kwaad dat je je kunt voorstellen is nazi-Duitsland, Hitler. Ik wil me voor dat kwaad niet afsluiten, ik ben er door geboeid. Dat betekent niet dat ik ook maar de geringste sympathie voel voor Hitler, het nazisme of voor welke vorm van fascisme dan ook. Ik ben wel gefascineerd door het verschijnsel, door mensen die zich eraan overgeven. Waarom doen ze dat? Ik had het als kind al. Na de oorlog waren er plotseling allemaal mensen die “fout” waren geweest en die uit de maatschappij werden gestoten, dat verbaasde en intrigeerde me. Nu word ik ook nog sterk geboeid door kunstenaars die fout waren tijdens de oorlog. Cèline, Pound. Ik vind hun gedrag akelig en onvoorstelbaar en juist daarom wil ik er meer over weten. En ook wel omdat ik er iets in herken, ja. Neiging tot kwaad zit ook wel in me, zoals in iedereen waarschijnlijk. Het bevrijdende zit hem er in dat je het recht in de ogen durft te zien. Zo kun je het overwinnen.’