Frits Niessen
Vroeger heb ik wel een ex-libris gehad
‘Wat u hier ziet is de bibliotheek van een neerlandicus die in de politiek is gegaan. Hier beneden staat de Nederlandse literatuur. Sinds ik niet meer lesgeef, is het netjes geordend, maar dat is een teken dat het niet meer gebruikt wordt. Vroeger sleepte ik veel boeken mee naar school.
Ze zijn een beetje chronologisch geordend, al heb ik er geen lijstje van geboortedata naast gehouden. Daar links begint het, bij Busken Huet. De Litterarische Fantasiën en Kritieken, dat is voor mij wel zo ongeveer het begin van onze moderne letterkunde. Uit pure liefhebberij lees ik daarvan nog wel eens een deeltje, en ik ben iedere keer weer verrast door de fabuleuze stijl van die man.
Dan gaat het verder met Multatuli, de Tachtigers - de zes beroemde blauwe deeltjes kritieken van Van Deyssel - Heijermans, de Forumgroep, Ter Braak, Boon, Reve, Hermans. Persoonlijk ben ik altijd het meest geboeid door heel pregnante schrijvers, niet door mooischrijvers. Vandaar dat mijn hart uitgaat naar mensen als Multatuli, Ter Braak, Hermans, Du Perron, en allerlei typische eenzaten, zoals Willem Walraven, nog steeds zeer ondergewaardeerd.
Daarnaast staat de poëzie. Ik vind het wel aardig om in Kamertoespraken een citaat te verwerken. Toen ik lesgaf liet ik mijn leerlingen gedichten van buiten leren, dan leer je er zelf ook een heleboel.
Rechts staat de buitenlandse literatuur. De dagboeken van de gebroeders Goncourt is het laatste wat ik gekocht heb, maar uit enthousiasme heb ik het meteen uitgeleend. En daar staat Machado de Assis, schitterend vond ik dat, vertaald door onze vriend Willemsen. Dat soort dingen volg ik nog, naast al mijn besognes.
Ik heb altijd veel gekocht, niet alleen schrijvers die me aanspraken, maar ook schrijvers over wie ik les wilde geven. De boeken die ik besprak in de klas liet ik ook altijd zien. Een roman die ik veel behandeld heb is Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch, dat heeft zo'n specifieke structuur. Dat het veel gebruikt is kun je er ook aan zien: het zit vol strepen en kanttekeningen. Er zal ook wel een uittreksel in zitten, achterin.
De kritieken van Van Deyssel, daar lees ik nog wel eens in. Hij deed het erg aardig, voor de klas, door het fenomeen van de scheldkritiek. En hij is weer actueel, door het fenomeen van de cursiefjesschrijvers. Er zijn bijvoorbeeld heel typische parallellen met de stijl van Piet Grijs. Het is ook iets ongekends hier, in de Franse literatuur bestaat wel de traditie om in burleske vorm een karikatuur te maken van dingen. Hier wil men Grijs' scheldkanonnades niet zien als een literair fenomeen. In de beeldende kunst accepteert men het wel, maar in Nederland wordt de literatuur kennelijk beschouwd als een weergave van de werkelijkheid.
bert nienhuis
Ik kan geen boeken wegdoen, dan sla ik ze op zolder op. Weggooien kan ik zeker niet, en weggeven eigenlijk alleen als ik iets dubbel heb. Ik leen wel heel veel spontaan uit, maar dat betekent dat je het niet altijd terugkrijgt. Maar de meesten brengen het trouw terug, toch.
Ik heb vroeger wel een ex-libris gehad, in mijn jonge jaren. Maar het zal hooguit in een tiende deel van de boeken zitten, het is zo'n gedoe om ze in te plakken. Ik heb nog een heleboel afdrukken liggen. Het staat ook zo bezitterig. Ik denk dat ik het maar een paar jaar heb volgehouden, toen ik een jaar of twintig, vijfentwintig was. Als je nog weinig boeken hebt is het belangrijk voor je om daar je merk in te zetten. Naarmate de stroom boeken groeit, ga je daar kennelijk anders tegenover staan. Niet dat mijn boekenbezit niet belangrijk voor mij is, concludeer dat er niet uit. Hoeveel het er zijn? Ik schat zo'n drie- à vierduizend. Dichter bij de drieduizend, denk ik. Van de romans en de dichtbundels heb ik wei zo 90 of 95% gelezen. Ik koop niet “voor de toekomst”. Mijn neiging is om als ik een boek koop, dat dan ook onmiddellijk te lezen.
Hier in mijn werkkamer staan de secundaire werken, veel essaybundels en zo. Ze staan alfabetisch. Ernaast staat de historische literatuur: middeleeuwen, renaissance, zeventiende en achttiende eeuw, de negentiende eeuw zo tot 1850, beneden in de woonkamer loopt dat door.
In de kast achter mijn werktafel staat geschiedenis, en wat politieke zaken. Dit is een plank over de Vlaamse Beweging, en ik heb veel over de Tweede Wereldoorlog.
Er staat een complete Vondel. Ik heb jarenlang Vondel behandeld in de klas, maar op een gegeven moment ging dat niet meer, de aandacht daarvoor begon te zeer te tanen. De tijd die voor literatuur beschikbaar was werd ieder jaar ook teruggedrongen. Dit is een mooie uitgave van de Hekeldichten, met prachtige prenten. Kijk, de terechtstelling van Oldenbarnevelt. Dit luikje kun je openvouwen, daarachter zit de moordenaar, Maurits. Een close-up, uit de zeventiende eeuw.
Daar op die plank achter de bank in mijn studeerkamer heb ik een heel typische verzameling: vertaalde Nederlandse literatuur. Er zitten hele vreemde dingen bij, zoals deze Japanse bloemlezing, waarin gedichten van Gorter en Henriëtte Roland Holst staan. Een hoogleraar in de neerlandistiek in Japan heeft me het toegezonden. Dit is Willem Elsschot, in het Russisch, en Vestdijk, in dezelfde serie. Die worden in geweldige oplagen gedrukt. Er zitten heel curieuze dingen bij, bijvoorbeeld deze Italiaanse reeks, liefdesgedichten. Die kun je uitscheuren, zodat je met een gedicht iemand je gevoelens kenbaar kunt maken. Deze zijn van Van Ostaijen. Hier Hermans, Wolkers en Hamelink in het Duits, en De Metsiers, in een Amerikaanse pocketuigave. Ik zit al dertig jaar in de redactie van Ons erfdeel, waarin we veel aandacht besteden aan de export van de Nederlandse cultuur. In Ons erfdeel staat telkens een bibliografie van in het buitenland verschenen Nederlandse boeken. Als daar iets bij was van literatuur, dan probeerde ik eraan te komen. Maar op een gegeven moment ben ik ermee gestopt, je moet je verzamelwoede een beetje in toom houden. Ik liet ze wel aan mijn leerlingen zien, die snapten er niks van, dat je boeken koopt die je zelf niet kan lezen. Ik ben dus toch nog een beetje bibliofiel.’ (DS)
■
Frits Niessen (1936) is sinds 1980 Tweedekamerlid voor de PvdA. In zijn portefeuille bevinden zich kunst, cultuur, onderwijs en binnenlandse zaken. Na zijn studie Nederlands is hij enige jaren leraar geweest.