Philip Mechanicus
Toen was de wereld veranderd
‘Ik heb drieëntwintig jaar in een huis van Stadsherstel gewoond, waar ik het heel erg naar mijn zin had, maar waar wel van alles mee mis was. Als het regende, begon het een halve dag later binnen ook te regenen en dat sijpelde dan nog dagenlang na. Daar zijn mijn boeken ook nog eens het slachtoffer van geweest, toen zich plotseling een nieuw gat openbaarde boven de boekenkast. Ik heb toen in allerijl alles eruit gesjord, zodat het ergste voorkomen kon worden, maar het werd toen toch wel tijd om er iets aan te laten doen en Stadsherstel bood me toen een tijdelijke woning aan, waar ik nu alweer twee jaar zit. Omdat er hier geen bergruimte is, heb ik veel bezittingen waaronder ook het grootste deel van mijn boeken opgeslagen en verdeeld over twee kelders in de stad. Ik heb toen een selectie moeten maken van boeken die ik in de overbruggingsperiode ter hand wilde kunnen nemen.
bert nienhuis
Het was de bedoeling dat ik terug zou gaan na de herstelwerkzaamheden, maar er is wat misgelopen in de afspraken. Nu verhuis ik over een halfjaar naar iets anders, wat ze me aangeboden hebben: een huis met zes vertrekjes. Een daarvan ga ik dan als bibliotheekje inrichten. Het heeft mij altijd leuk geleken om echt een bibliotheekje te hebben, hoe klein het ook is, waar drie wanden met boeken zijn. Boeken horen niet gezien te worden. Als je ze nodig hebt, dan zijn ze er - ergens apart, niet in de kamer waar iedereen met zijn neus langs loopt. Dat vind ik indecent, net zoiets als een stapel kleren in de kamer hebben liggen. Dat doe je ook niet als je iemand ontvangt. Het is geen angst, maar ik vind het zo'n kunstmatige wijze van met iemand omgaan door naar zijn boekenkast te kijken. Iedereen trekt maar zijn conclusies: dat wel compleet, dat niet compleet, hm, dat is de afdeling ordinair. Je kunt jezelf er bij iemand anders ook nauwelijks van weerhouden; je hebt toch de neiging om er iets uit te pakken en te zeggen: hé, dat is leuk dat je dat hebt. In mijn vorige huis had ik de boeken in de slaapkamer staan in een dichte kast, waar niemand ongenood kwam. En wat ik meegenomen heb naar dit huis is ook zoveel mogelijk uit het zicht gewerkt, verspreid over een paar kasten. Het selectieproces destijds ging op intuïtie: wat moet er mee en wat kan de kelders in. Daar zaten risico's aan, want niet alleen de lezer maar ook de boekenkast bepaalt het lezen of teruglezen. Je loopt erlangs en je ziet iets waar je dan een kwartiertje in gaat zitten kijken. Ik was me ervan bewust dat er dingen tussen zouden zitten, die ik zou vergeten als ze in de dozen terecht kwamen, maar waarvan ik, als ze in de kast stonden, zou denken: hé, leuk om dat weer even te zien. Wat ik meegenomen heb bijvoorbeeld is mijn stapel oude Tirades en alle oude Reve-brieven uit de periode
‘Boeken horen niet gezien te worden. Dat vind ik indecent, net zoiets als een stapel kleren in de kamer hebben liggen’
Edinburgh en daaromtrent. Die heb ik toen ook meteen weer gelezen. Doordat ik aan het selecteren was, begon ik tegelijk weer te lezen. Wat ook mee moest, was een hele mooie uitgave van Ulysses, die ik toen ik een jaar of achttien was op afbetaling bij Schumacher heb gekocht. Het is denk ik het enige bibliofiele boek dat ik bezit, uit een kostbare oplage die net tussen de censuur door is geslipt. Niet dat ik dat nu ga zitten lezen - het is een boek dat ik nooit helemaal gelezen heb, maar het is een aangenaam voorwerp dat ik graag in de buurt wil hebben. Het is een van de eerste boeken die ik bewust aanschafte en zoiets mag natuurlijk niet in een vochtige, stoffige doos zitten.