zij zelf dat boek voor het eerst in handen hield. Dat is wel leuk, maar verder zit ik er niet achterheen.
Wat ik leuk vind zijn curiosa zoals dit: The Castle of Otranto van Horatio Walpole, een gothic horror novel. Het is een klein boekje uit de vorige eeuw en prachtig uitgevoerd. Ik ben ook gek op die edities van Alphonse Lemerre. Dat zijn heel speciale boekjes door de typografie en de pagina-indeling. Hier heb ik Une vieille maîtresse van Barbey d'Aureville. Als je het openslaat, zie je die piepkleine letter - dan zet ik mijn bril af om het te kunnen lezen. Dat draagt bij aan het boek zelf, dan denk je: wat een kleinood zit ik hier te lezen.
Ik houd van boeken met illustraties, kleine schetsen of mooie afrondingen aan het eind van een hoofdstuk met veel krullen. Dit bijvoorbeeld Goblin Market and other poems van Christina Rossetti heeft jugendstilprenten. Dit ook: L'Ingénue Libertine van Colette. Deze bladzijden zijn heel mooi gecomponeerd met twee kleuren erin. Als je ziet hoeveel zorg er in het verleden aan een boek werd besteed. In dit Amerikaanse kinderboek Dear Sooky zijn de prenten er later ingeplakt; het heeft dik papier en gekleurde marges. Zo'n boek bewaar je, dat doe je de deur niet uit. En dan moet je ook beseffen dat je maar de tijdelijke eigenaar bent, want na je dood gaat het boek naar iemand anders. De jaren twintig was een goede tijd voor boeken net als de jaren zestig, dat was ook zo'n uitbundige periode.
Ik heb een aantal deelcollecties. Ik heb heel lang boeken verzameld over kleding en kostuums. Ik wist niet precies waarom, behalve dan dat er mooie illustraties in stonden. Ik had er een stuk of honderd en ineens kreeg ik een opdracht van het Gemeentemuseum in Den Haag om een boek over kleding te schrijven. Toen kon ik dat allemaal heel goed gebruiken, niet door die boeken over te schrijven of er tegenin te gaan, maar ik kon mezelf een idee vormen van wat er ontbrak op dat terrein, wat er nog niet was. En dat boek heb ik toen geschreven. Het heet De geklede mens en het komt in april uit. Dus nu blijkt het toch ergens voor geweest te zijn, terwijl ik het in die tijd alleen maar kocht omdat ik het mooi vond. Het is geen historisch werk, het gaat over nu, over wat de mensen met hun kleding laten zien over zichzelf, waarom ze zich zo kleden, wat je eruit kunt aflezen. Ik bespreek de verschillende tekens, het zijn beschouwingen over hoe de mensen zich componeren. Ik heb wel eens een tv-programma gemaakt over het onderwerp en dat wilde ik raadplegen, toen ik met het boek bezig was. Dus het Gemeentemuseum belde de VPRO om de videoband op te vragen, maar die was uitgewist. Toen heb ik mijn lidmaatschap maar opgezegd, dat was wel grappig. Ik heb nog wel een paar stukken film van wat er toen is opgenomen, maar niet het hele programma. Ik weet niet waarom ze het vernietigd hebben, want het was toch iets met historische waarde, lijkt me. Het laat het kledingbeeld zien van 1978 en '79, de tijd van de oliecrisis, toen mensen al die laagjes over elkaar heen droegen, alsof ze bang waren voor de dreigende kou door gebrek aan brandstof. Misschien vonden ze het te frivool bij de VPRO, maar het boek dat ik geschreven heb is helemaal niet frivool.
Dan heb ik een verzameling boeken over koken, eten, diëten en aanverwante onderwerpen. Die ben ik twintig jaar geleden begonnen, toen ik aan de seminars van Roland Barthes meedeed in Parijs. Dat jaar ging het over eten en ik moest een lezing houden: een analyse van de structuur van kookboeken. Ik heb er toen veel aangeschaft; ze waren heel goedkoop, dus dat kon ik me permitteren. De collectie ging door en nu heb ik er enkele honderden. Dit is een antiquarisch boek: La grande Cuisine, uit de vorige eeuw, heel mooi gedrukt met allerlei pentekeningen van interessante puddings en zo. Ik ben noch een verwoed kookster, noch een verwoed eetster, het is voor mij meer een academische aangelegenheid. Dit is een boek uit 1894, Diet and Cookery for Common Ailments, wat een beetje de medische richting op gaat. Er zitten veel curiosa onder, zoals dit van André Simoneton, Radiations des aliments, ondes humaines et santé. Het is een boek van een pendelaar, iemand met een slinger, over wat voor straling verschillende groentes afgeven. Zoiets is krankzinnig. Als ik zo'n boek lees, kan ik echt hartelijk lachen. Dit boek heet Eat the weeds; er staan allerlei aanwijzingen in voor hoe je onkruid kunt bereiden, dat je meer dingen kunt eten dan je beseft. Ik heb ook oorlogskookboeken, maar die zijn anders - die zijn heel schraal en werken met de poverste ingrediënten; er staat niet zoveel in als in dit. Het heeft natuurlijk gevaarlijke aspecten, die experimenten: een heleboel onkruid zou best te sterk kunnen zijn voor je darmen of anderszins irriteren, maar daar walst hij vrolijk over heen, daar houdt hij zich niet mee bezig.
Ik heb ook veel boeken over occulte zaken. Ik heb me in magnetiseurs verdiept en hun ideeënwereld. Het zelfde geldt voor Sherlock Holmes, Conan Doyle. Het zijn onderwerpen waar ik veel boeken over heb, omdat ik er eens over zal schrijven. Dat zit allemaal in de planning; ik houd het in reserve. Op een dag zal ik het afgehandeld hebben en dan doe ik de boeken misschien weg. Zo heb ik in het verleden veel over Jugendstil geschreven en die boeken liggen daar nu, prachtig geïllustreerd, maar voor mij zijn het dode boeken geworden, want ik weet dat ik ze niet meer zal gebruiken. Eigenlijk liggen ze te wachten om weggegeven te worden.
Ik hoop dat ik lang leef, want ik moet verschillende dingen doen en ik ben bezig en werk het langzaam af. Ik hoop dat het tegen die tijd allemaal afgerond zal zijn. Daarom heb ik al die boeken nodig.