Mijn boekenkast en ik
Boeken zijn vaak met vrienden vergeleken. Petrarca vond ze het soort gezelschap waar je je altijd in kunt verheugen: ‘Ze komen van alle tijden en uit alle landen, ze zijn makkelijk in de omgang, ze komen als je ze roept en trekken zich terug, als je dat wil.’ Ze zijn nooit uit hun humeur, afgunstig of jaloers, voegt Holbrook Jackson hieraan toe in The Book about Books, The Anatomy of Bibliomania. Ze beantwoorden graag alle vragen; ze onthullen de geheimen van de natuur en de gebeurtenissen uit het verleden. Ze leren ons hoe te leven en hoe te sterven. Ze stemmen tot nadenken en maken je vrolijk. Ze bereiden je geest erop voor om leed te kunnen doorstaan en niets meer te verlangen. Ze laten je met jezelf kennismaken. Ze beuren de gedeprimeerden op en dammen de overmoedigen in door te waarschuwen dat de dagen snel gaan en het leven kort is. En alles wat ze ervoor terugvragen is een rustig hoekje, waar ze veilig zijn voor de uitvallen van hun vijanden.
Boeken maken deel uit van je persoonlijke bezittingen. Ze horen meer bij je dan een ijskast of een kokosmat. Terwijl toch van een en hetzelfde boek duizenden exemplaren bestaan. Je zou ervoor naar een bibliotheek kunnen gaan, maar ‘studying at a public library is like staying at an inn, a convenience, not a preference’ (Edmund Gosse). In iemand zijn boekenverzameling wordt hij zelf weerspiegeld. De uniekheid schuilt hem in de wijze waarop een keuze is gemaakt uit het voor iedereen vrijelijk beschikbare. Geen twee boekenverzamelingen zijn hetzelfde, daarom kunnen ze mooi als karakterisering dienen van het leven dat ze begeleiden. Hun waarde strekt zich vaak verder uit dan het eenvoudige gegeven dat ze gelezen kunnen worden. Ze worden verzameld en bewaard omdat mensen door de knieën gaan voor hun uiterlijk, omdat ze herinneringen oproepen, omdat er iets speciaals mee is of omdat ze net zo bij je horen als vrienden en familieleden.
Ter gelegenheid van de boekenweek hebben twaalf mensen het verhaal van hun boekenkast verteld. De geschiedenis van wat erin staat en wat het voor hun betekent: de violiste Vera Beths, de schrijfster Ethel Portnoy, de minister van Ontwikkelingssamenwerking Eegje Schoo, de econoom (en een beetje schrijver) J.J. Klant, de viroloog/schrijver Yvo Pannekoek, de cultuurspecialist van de PvdA Frits Niessen, de fotograaf Philip Mechanicus, de literatuurtheoreticus J.J. Oversteegen, de directeur van het Nederlands Kanker Instituut Piet Borst, de journaliste Jeanne Roos, de tekenaar Peter Vos en de theoretisch fysicus en ex-directeur van het Philips-laboratorium H.B.G. Casimir.
De interviews zijn gehouden door Diny Schouten en Beatrijs Ritsema.