Pocket & paperback
Annapurna door Maurice Herzog, vertaling Nea Morin en Janet Adam Smith (Triad Paladin, 246 p., f24,50). In de hausse van reisliteratuur zijn ook boeken over beroemde beklimmingen meegezogen. Het verslag van de beklimming van de Annapurna in 1950 is bloedstollend door de combinatie van succes en rampspoed: Herzog bereikte de top maar moest betalen met vingers en tenen. Het was in die zin een ouderwets avontuur dat ze slechte kaarten hadden, het gebied niet kenden en de gigantische berg benaderden alsof het een Mont Blanc was. De eindeloze tocht erheen, het onderhandelen met koelies en sjerpa's, de klim zelf en de afmattende reis terug, Herzog beschrijft het vloeiend en soepel. De gruwelijke maden in zijn afstervende ledematen maken welhaast meer indruk dan de geleverde prestatie. Terecht dat dit meeslepende boek herdrukt is. Het voorwoord is van Chris Bonnington.
Een eigentijdse reis is Riding the Mountains Down. A journey by bicycle to Kathmandu door Bettina Selby (Unwin Paperback, 232 p., f19,20). Deze dame heeft in vijf maanden tijd in haar fietsbroekje 5000 mijl afgelegd, van Karachi tot Kathmandu. Ze ontmoette niet alleen gastvrijheid: ‘The reaction of some local men (...) was intensely curious, at times brusque, sometimes escalating to dangerous violence.’ Hebben wij nu na al die eeuwen, na al die kritische studies over het kolonialisme, nog niet geleerd respect te tonen? Ook in pocketvorm is nu verschenen de rijkelijk met foto's voorziene studie In Exile from the land of Snows door John F. Avedon (Vintage Books, 383 p., f30,25), een goed gedocumenteerde studie over Tibet.
Spain door Jan Morris (Penguin Travel Library, 155 p., f 19,20). In deze gedegen studie over Spanje verenigt de informatieve, zakelijke aanpak zich wonderwel met een persoonlijke toon van de schrijfster. Het boek verscheen voor het eerst in 1964 en is herzien in 1979. Spanje, het land dat door vijf volken overheerst is geweest, eens zelf supermacht, is ook lange tijd een anachronistische staat binnen het moderne Europa geweest. Jan Morris geeft de politieke en sociale geschiedenis en beschrijft de belangrijke rol die Don Quichot door de eeuwen heen in de Spaanse cultuur heeft gespeeld. Ze beschrijft het chauvinisme van de bevolking, de ongekend wilde natuur en de wondere houding ten aanzien van de dood. De aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten van de samenleving worden met dezelfde interesse behandeld. De bewondering voor mooie plekjes en bijzondere gewoonten is groot, de kritiek niet minder. Voor degenen die het land niet kennen, is dit boek een prachtig begin van de kennismaking; voor de Hispanofielen is het een mooie bevestiging van hun liefde.
In dezelfde serie zijn twee titels van Evelyn Waugh verschenen Waugh in Abyssinia (169 p., f 19,20) en Ninety-two days (170 p., f 19,20), respectievelijk uit 1936 en 1934.
The Glad Eye and other stories door Stan Barstow (Black Swan 220 p., f21,95). De tien verhalen in deze bundel hebben relaties tot onderwerp en zijn voor een deel vanuit het perspectief van een man, gedeeltelijk vanuit een vrouwenperspectief geschreven. De dames kunnen beter analyseren wat er gaande is binnen hun verhouding en nemen praktische beslissingen, maar zijn echter niet in staat definitief af te rekenen met degene die niet aan de verwachtingen voldoet. In het titelverhaal speelt de heer Talbot het klaar om, weliswaar in gewijzigde maar voor hem zeer voordelige vorm, de relatie voort te zetten met beide vrouwen die hem de deur gewezen hebben. De keiharde realiteit van onontbeerlijke contacten is in onopgesmukte en toch beeldende taal neergezet: ontmoetingen in kleinsteedse pubs tekenen zich in alle ellende voor de ogen van de lezer af.
De dertien verhalen in Antipodes van David Malouf (Penguin 160 p., f 19.20) zijn nauwgezetter, bevatten veel gedetailleerde sfeerbeschrijvingen en minder levendige dialogen. De titel is wel wat melig voor het werk van een in Europa woonachtige Australische auteur. Dat hij met de ogen van een soort buitenstaander opmerkelijke Australische gewoonten vastgelegt, is voor ons interessant. De verhalen zijn wat ongelijksoortig van vorm en van niveau, maar zeker niet onaardig.
We love Glenda so much door Julio Cortázar, vertaling Gregory Rabassa (Arena, 145 p., f 16,65). De mens, gevangen in een wereld die hij zelf gemaakt heeft, komt tot bizarre ondernemingen. Zeker in de wereld die door de Zuidamerikaanse auteurs als Borges, Márquez of Cortázar gecreëerd wordt. De personages uit het titelverhaal van deze uit 1981 stammende bundel zijn zo dol op de actrice Glenda, dat ze telkens nadat ze een film met haar gezien hebben bijeenkomen. Ze vormen een genootschap en raken zo in de ban van Glenda dat ze geen genoegen meer willen nemen met films waarin haar rol niet perfect is. In een zelf opgezet laboratorium maken ze er nieuwe montages van. Juist op het moment dat alle films klaar zijn, houdt de actrice op met spelen. Na een jaar kondigt zij haar come-back aan; zonder daaraan veel woorden te besteden zorgen de fans ervoor dat dat definitief onmogelijk wordt.
Corrigan door Caroline Blackwood (Penguin 279 p., f 19,20). De weduwe Devina Blunt heeft niet veel levensvreugde meer. De invalide Corrigan die vanuit zijn rolstoel geld inzamelt voor andere lichamelijk gehandicapten, verandert haar leven. Hij geeft haar nieuwe energie, stimuleert haar in artistieke en zakelijke activiteiten en samen brengen ze menig uurtje door met champagne en gerookte zalm. Wie is Corrigan? Dochter Nadine vertrouwt hem niet en probeert met haar vriendin de identiteit van de man te achterhalen. Op subtiele wijze wordt de lezer in spanning gehouden. De sterk van elkaar vervreemde moeder en dochter blijken beiden minstens net zo opportunistisch als de sinistere heer. Ontspannende lectuur voor vakantie of lange winteravond.
REINTJE GIANOTTEN