Wiens werkelijkheid?
Ten Braven
Laatst gebeurde het weer eens. Ik zat met matige belangstelling en nauwelijks tot hilariteit bereid een aflevering te lezen van de vervolgroman die Eelke de Jong en Rijk de Gooyer wekelijks bijdragen aan de Haagse Post. De afgeleefde en bijna tragisch goedwillende journalist Koos Tak stapte er mismoedig gestemd onder de douche en als door een straal gloeiend water getroffen leefde ik plotseling met hem mee. Want hij constateerde net als ik dat het douchegordijn altijd naar binnen waait als je de kraan openzet en net als ik vroeg hij zich met de ware belangstelling van de journalist af waaraan dat verschijnsel te wijten kon zijn.
Tussen twee haakjes meen ik er nu een verklaring voor te hebben: door het plotseling stromende water raakt de luchtkolom binnen de doucheruimte dermate in turbulentie dat de luchtdruk aan de binnenzijde van het gordijn lager wordt dan die van de stilstaande lucht aan de buitenzijde en dus wordt het gordijn naar binnen gedrukt; ongeveer zoals de vleugel van een vliegtuig omhoog wordt getrokken door de turbulentie aan de bovenkant; maar dit alles terzijde.
Wat mij bij De Gooyer en De Jong als een grote verrassing trof was het feit dat zij Koos Tak iets lieten beleven wat ik perfect herkende, zodat ik in hun fictie plotseling ervoer dat ik met mijn observaties geen eenzame zonderling ben. Nooit tevoren immers had ik voor mijn ervaringen van het kledderend tegen mijn benen waaiende douchegordijn enig begrip gevonden bij mijn lotgenoten. Zonder het verschijnsel te willen overdrijven, gebeurde er naar mijn gevoel bij de lectuur van die bepaalde Koos Tak-passage toch wel iets wat wezenlijk lijkt voor een literaire ervaring.
De verzonnen, volstrekt papieren Koos kreeg plotseling de proporties van een medemens omdat hij mijn geheimste overwegingen bleek te delen. Natuurlijk voltrok zich die schok der herkenning hier op een alleronnozelst niveau, maar toch: de kracht waarmee mijn aandacht zich plotseling samenbalde, verried dat mij een essentiële sensatie deelachtig werd.
In zijn gedenkwaardige uitwerking van plotselinge verlossing uit afzondering en eenzaamheid deed deze leeservaring mij sterk denken aan een vergelijkbare openbaring uit mijn lagere-schooljaren. Ik zal acht of negen jaar zijn geweest en liep met een paar jongens uit mijn klas naar huis door de Rubensstraat. En bijna obligaat begon er één een schuine mop te vertellen: Hitlers soldaten hadden een vrouwelijke spion gevangen. Hij wilde zelf bij de executie zijn en beval dat ze helemaal naakt tegen een muur gezet moest worden. Toen het zover was, stortte ze prompt dood neer, terwijl er nog helemaal niet geschoten was. Hoe kon dat? Een knoop van de gulp van Hitler was er met grote kracht af geschoten en had haar dodelijk getroffen.
Er zullen mij in die jaren zeker veel meer van dergelijke verhalen zijn verteld; maar alleen dit item herinner ik me en niet alleen omdat verschillende aspecten ervan wel bijzonder weerzinwekkend zijn. Wat me vooral is bijgebleven, is de sensatie: die hinderlijke opzwellingen daar beneden, die ik al geruime tijd bij mezelf had opgemerkt bij het fantaseren over blote vrouwen, behoorden dus tot een algemeen erkend genre, waar zelfs grapjes over gemaakt konden worden!
In die verlossing uit benauwend particuliere geheimen beschikt fictie blijkbaar over een zeldzaam indringende werking op de eenzame afnemer, die neerkomt op diens onverwachte groepsgevoel; plotseling ontdekt de lezer dat hij zijn individuele zorgen, angsten en dwanggedachten met talloos velen deelt.
Maar... dat brave weerspiegelen van de herkenbare werkelijkheid is nu juist vandaag de dag een van de populairste gronden waarop de gemiddelde criticus nieuwe boeken neersabelt, en daarbij laat hij al gauw termen als ‘spruitjeslucht’ of ‘Hollands binnenhuisje’ vallen.
De ware taak van de literatuur zou hier immers miskend worden. Sinds wij allemaal al meer dan een eeuw geleden hebben geleerd dat ‘die Welt unsere Vorstellung’ is, lijkt de schrijver onnozel die nog de bedoeling zou hebben een voor ons allen geldend beeld van de buitenwereld te schetsen.
Nee, zeggen wij de romantici nu collectief na, de onvervalste opdracht van de kunstenaar is juist dat hij zijn hoogstpersoonlijke wereldbeeld weergeeft. Niemand mag meer dan zijn allerindividueelste impressies noteren, want meer werkelijkheid bestaat er nu eenmaal niet.
Iets dergelijks vertelde onlangs ook Frans Kellendonk bij zijn Brandende Kwestie. Ook voor hem is het realisme niets anders dan afgietsels maken van de onkenbare werkelijkheid en daarmee een vorm van (door hem en Mozes) verboden idolatrie.
Maar in de discussie die zijn gloedvol betoog lossloeg, preciseerde Kellendonk dat zijn ideaal van schrijverschap hierop neerkomt: de schrijver distantieert zich van de werkelijkheid die het ‘gezond verstand’ meent te kennen en laat duidelijk zien wat zijn eigen subjectieve visie inhoudt. Hij gaf daarbij grif toe dat de realist eigenlijk niets anders doet: ook hij beeldt de werkelijkheid uit naar het beeld dat hij ervan heeft. En Kellendonks eigenlijke bezwaar is dan ook juist de naïeve pretentie van de realistische beschrijvingskunstenaar dat hij de waarheid in pacht zou hebben en dat de vorm die hij aan de werkelijkheid oplegt de ‘echte’ werkelijkheid zou onthullen.
Maar laten we wel wezen: die pretentie is dan ook het enige verschil. Want ook alle ‘academisten’ met hun aandacht voor de structuren en dubbele bodems in hun teksten én alle beoefenaren van het nieuwe, nieuwste of postmoderne proza - zij allen leggen ons hun hoogstpersoonlijke beeld van de wereld voor. En bij iedere trend, school of stroming gaat het er maar om of dat individuele wereldbeeld met zoveel overtuigingskracht wordt uitgedragen dat de lezer er elementen van herkent en er zich thuisvoelt.
En aan die voorwaarde van voldoende overtuigingskracht kan ook de realist voldoen en hoeft dan niet te worden afgewezen. Gelukkig maar, want als er iets typisch Hollands is in onze cul- en literatuur, dan is het wel het genretafereeltje, de humoristische schets en het herkenbare portret. Het zou zonde zijn dat allemaal overboord te moeten zetten.