De test
Niet iedere deelnemer heeft beseft wat er in feite gebeurde. Want doordat alle schrijvers van de bijdragen hetzelfde verhaal behandelen, kan de lezer eenvoudig toetsen wat elke richting waard is: hij hoeft alleen maar de resultaten van de verschillende analyses naast elkaar te leggen! Alleen Verdaasdonk was slim genoeg om zich aan deze test te onttrekken. De anderen gingen er grif op in, waarmee ze de Consumentenbond prachtig vergelijkingsmateriaal aanboden.
Het resultaat van de vergelijkende test is niet opwekkend. Enkele theoretici vallen door de mand omdat hun praktische bijdrage wel heel magere resultaten oplevert. Zo verwijt de vertegenwoordiger van het New Criticism Hermans naïefweg dat hij in zijn verhaal ‘geen enkele ontsnappingsmogelijkheid’ suggereert. Maar goed, dat is nog een begrijpelijk betoog. Daarentegen ontbreekt het sommige theoretici aan elementaire didactische inzichten: ze begrijpen niet dat hun uiteenzetting alleen te volgen is voor wie de leer al kent, en dus de samenvatting niet nodig heeft (bijvoorbeeld Zima over Tsjechoslowaaks structuralisme). Het potsierlijkst zijn de modellenbouwers die bladzijdenlang enorme staketsels oprichten waarmee ze uiteindelijk nog niet eens een papieren muis weten te fabriceren. Zo is er een semioticus die na een ‘actantiële’ analyse van Hermans' verhaal (een analyse gericht op de handeling) concludeert dat de schrijver er een pessimistische visie op na houdt. Vervolgens merkt hij dan op dat het belangwekkende van het verhaal niet zozeer in de verhaalhandelingen als in de thematiek ligt, en dat dat bij literatuur vaker het geval is. Reden om de ‘actantiële’ analyse voor literatuur dan maar weer in de kast te zetten? Dat is het soort twijfel waardoor de zuivere theoreticus zelden lijkt te worden gekweld.
Het resultaat van Hermans is in feite niet zo ingwikkeld. De chronologie is omgegooid, bepaalde vragen blijven onbeantwoord, op het eind zit een verrassende perspectiefwisseling en de beeldspraak is interessant. De prijs voor het beste antwoord op de vraag waar het Hermans in ‘Het lek in de eeuwigheid’ om te doen was, gaat voor mij naar de literatuurpsycholoog Schönau. Zijn filosofische interpretatie is helder; de psychoanalytische kant is helaas wat erg onuitgewerkt gebleven. Schönau is ook een van de weinigen die de moeite nam zich in de literatuur óver Hermans te verdiepen.
De negen analyses van ‘Het lek in de eeuwigheid’ die in dit boek staan, zijn niet de enig mogelijke. Er bestaan andere die in de bundel niet aan bod komen. Zo is het jammer dat er wel over empirische literatuurwetenschap wordt gesproken, maar de voor de hand liggende stap: het verhaal voorleggen aan een groep studenten of scholieren, wordt niet genomen. Ook een literatuurhistorische benadering ontbreekt, terwijl er toch best wat te zeggen valt over de merkwaardige titels van Hermans, over de thematiek van zijn vroege werk en bijvoorbeeld over zijn fascinatie met gebouwen (Bordewijk bewonderde dit ‘surrealistisch’ aspect bij de jonge Hermans). Maar wat eigenlijk nog het meest opvalt is het ontbreken van benade-
Vervolg op pagina 11