Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenOok Jan Wolkers stoot als Nederlands auteur mee op in de vaart der volken. De Westduitse uitgeverij Lamuv Verlag (Bornheim) zal De doodshoofdvlinder gaan uitbrengen. Al eerder verscheen bij Lamuv, de jonge uitgeverij van René Böll (zoon van Heinrich) De perzik van onsterfelijkheid. Heinrich Böll, die zijn zoon destijds bij diens uitgeverij adviseerde, las het manuscript daarvan, en zei dat hij nooit geweten had dat er in Holland zó goed geschreven werd, herinnert Jan Wolkers zich trots. Siegfried Mrozek, die een aantal jaren in Nederland woonde, gaat de vertaling van De doodshoofdvlinder maken. Wolkers heeft Mrozek al uitgenodigd om een paar weken op Texel te komen logeren, teneinde samen de vertaling door te nemen. De auteur is heel tevreden over zijn huidige (derde) Duitse uitgever, maar zijn gunstige ervaringen met Lamuv Verlag hebben Wolkers' geloof dat niet alleen Nederlandse uitgevers ‘ongelooflijk incompetent zijn’ niet doen wankelen. ‘Kiepenheuer und Witsch, bij wie mijn Türkische Früchte uitkwam, heeft 10.000 exemplaren verkocht van de eerste uitgave. De pocketrechten zijn daarna naar Rororo (van Rowohlt) gegaan, waar het vijf of zes drukken had van elk zo'n 10.000 exemplaren, plus nog een speciale boekenclubuitgave. Maar Kiepenheuer wilde geen tweede boek van mij uitgeven. De baas van Kiepenheuer, een vent met dikke Mercedes en sigaar, is nog bij me geweest. Hij wilde me alleen maar blijven uitgeven als ik ook mijn Nederlandse boeken door hem liet uitgeven. Dat was pure blackmail. Schandalig. Ik heb het contact toen onmiddellijk verbroken. Ze gaan nu wel een herdruk (in paperback) maken van Turks Fruit. Met Terug naar Oegstgeest ging het ook mis. Dat had een kleine uitgeverij gedaan. Die is nu failliet. Wel zit dat boek nu ook in de Rororo Taschenbücher. Mijn Texelse boekhandelaar verkoopt het uitstekend hier: er komen hier 's zomers 40.000 Duitse toeristen. Door mijn ervaringen met buitenlandse vertalingen weet ik nu wel dat je er niks aan hebt als het niet voortgezet wordt. In Engeland kreeg Rose of Flesh schitterende kritieken. Maar in plaats dat ze toen daarna Terug naar Oegstgeest gingen uitgeven, heeft een homoseksuele redacteur doorgezet dat Horrible Tango werd vertaald, waarschijnlijk omdat hij viel op de homoseksuele verhouding in dat boek. Horrible Tango liep helemaal niet, en dan houdt 't weer op.’ Uitgeverij Rowohlt heeft inmiddels besloten tot de uitgave van Marjan Berks De feminist, meldt haar uitgever Theo Sontrop van De Arbeiderspers. Sontrop: ‘Goede entertainers van kwaliteit, die hebben ze daar niet.’ Volgens Sontrop bezit ook De kleine blonde dood van Boudewijn Büch exportkwaliteit: ‘Het zou me verbazen als dat ook niet in Duitsland wordt uitgebracht.’
jan wolkers
Het toppunt van discretie: een stichting die Speurwerk heet en zelf zoek is. Zowel Ben Haveman in De Volkskrant als Suzanne Piët in Elseviers Weekblad wisten in breed uitgemeten artikelen over de ellende in het boekenvak te berichten dat de Stichting Speurwerk Betreffende Het Boek sinds hun pand aan de Keizersgracht met winst verkocht is ‘spoorloos is verdwenen’ (Piët). Haveman zoekt achter het ‘om administratieve redenen, volgens 008’ afgesloten telefoonnummer een diepere betekenis: ‘De impasse in de boekenbranche is niet zonder symboliek.’ Wat beide reporters ontging, is dat de Stichting Speurwerk sinds juni 1985 is verhuisd naar het Amsterdamse Frederiksplein, als voordeurdeler met de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels en het Boekblad. ‘Ze moeten vergeten zijn om aan 008 ons nieuwe telefoonnummer te vragen,’ zegt directeur Herpers van de Stichting Speurwerk gelaten, ‘maar ach, het zegt misschien iets over de kwaliteit van dat soort badinerende artikelen. Wij bloeien als nooit tevoren in ons vijfentwintig jarig bestaan, hoor.’
Onopgemerkt door Vlaamse en Nederlandse pers ging de toekenning voorbij van de Paul Snoekprijs voor poëzie aan Rutger Kopland. De Paul Snoek Stichting werd opgericht door de weduwe en vrienden van de dichter-makelaar Paul Snoek (1933-1981), die in 1955 de mede-oprichter was van het avantgardetijdschrift Gard Sivik. De driejaarlijkse prijs (van 50.000 B. Fr.) werd dit jaar voor het eerst uitgeschreven. Juryvoorzitter Hugo Brems vindt het ‘persoonlijk een goede zaak’ dat uit de totale Nederlandstalige poëzieproduktie van drie jaar een Nederlander is uitgekozen. ‘Daarmee is de gewoonte doorbroken om een Vlaming te kiezen omdat het een Vlaming is. Die zaak ligt heel gevoelig. Dat een Nederlander een dergelijke prijs van belang heeft gekregen, is geloof ik niet eerder voorgekomen. Nee, er kwamen geen protesten. Het werk van Kopland ligt heel goed in de Vlaamse markt, hij is hier een bekende auteur.’ Kopland kreeg de prijs voor zijn bundel Dit uitzicht (1982). De prijs werd uitgereikt op 16 januari in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. De uitreiking was voor Kopland enigszins verwarrend: ‘Iemand van de Vlaamse Toeristenbond hield een toespraak, terwijl ik dacht dat Snoeks weduwe dat zou doen. Na afloop heb ik wel met haar gesproken, tenminste, als het de juiste weduwe was, want er schijnen er meer te zijn.’
De additionele honoraria voor literaire vertalingen die het Fonds voor de Letteren uitkeert aan vertalers, worden voor 1985 gekort met tien procent. Het Fonds heeft niet voldoende geld om de vertalers te geven waar ze recht op hebben: 33 of 50% (afhankelijk van de ‘kwaliteitscategorie’) van het honorarium dat zij van hun uitgever ontvingen, wanneer het karakter van het boek en de vertaling als ‘voldoende literair’ beoordeeld worden. ‘We stonden voor een onaangenaam dilemma,’ vertelt Ger Verrips, voorzitter van het fonds, ‘we moesten óf de vertalingen zwaarder beoordelen, óf het tekort omslaan. Het eerste is een bezwaar voor vertalers die er terecht op rekenen, het tweede is even onaangenaam. We hebben besloten tot een compromis: we doen het alle twee een beetje.’ Zullen de vertalers nu niet en masse in beroep gaan bij het fonds, op grond van gewekte verwachtingen? ‘Naar onze eigen mening hebben we geen toezeggingen geschonden,’ zegt Verrips, ‘we hebben bij de aanvragen vermeld dat we streven naar uitkeringen die de helft of 33% zijn van het honorarium. De Vereniging van Letterkundigen heeft eerst heftig op ons gescholden, tot een aantal leden zich op hun ledenvergadering realiseerde dat wij ook niet veel anders konden doen. Ze hebben nu een protestbrief geschreven aan minister Brinkman. Ik ben blij dat de VVL zo reageert. Daar heerst altijd de stemming van: ze doen maar bij het fonds, maar ze begrijpen dat in dit geval de kwestie alleen maar is op te lossen met meer geld. We hebben nu zo'n 260.000 gulden te verdelen over 200 vertalingen. We zitten eigenlijk al in de problemen sinds 1982. Toen hadden we nog het leengeld, als fooi voor het ontbreken van het leenrecht. Daarvoor in de plaats hebben we geld gekregen voor het bekostigen van debutantenbeurzen en opdrachten. Daarvan reserveerden we elk jaar zo'n 85.000 gulden voor de vertalers, maar de laatste twee jaar kregen we dat niet meer.’ Professor Klant, de voorzitter van beroepscommissie is bang dat er talloze beroepszaken zullen komen, en ook Kees Holierhoek, secretaris van de VVL, verwacht dat veel vertalers de beslissing zullen aanvechten. Holierhoek: ‘Wij respecteren het besluit van het fonds, maar door zulke beroepszaken zal nog moeten blijken of het niet tegen de regels is.’ Verrips: ‘We hebben gedaan wat ons het verstandigste leek.’ De VVL berekent in de brief aan de minister dat de korting voor de vertalers een teruggang van ongeveer duizend gulden zal betekenen, ‘op een inkomen dat nooit riant genoemd kan worden’. Hoe riant blijkt uit cijfers van Verrips: ‘We hebben het ooit voor 1980 uitgerekend: toen hadden de vijfentwintig bestbetaalde vertalers een gemiddeld belastbaar inkomen van f18.000, -. Nu ligt dat misschien f4000, - hoger. Het tekent de situatie.’ |
|