Vertaald
Middernachtskinderen door Salman Rushdie, vertaling Max Schuchart (Veen, 531 p., f39,50). Vijftien augustus te middernacht werd India's onafhankelijkheid een feit. Het was ook het moment dat de verteller Saleem Sinai op de wereld kwam; en hij niet alleen, er werden duizend en één ‘middernachtskinderen’ geboren. Zij hebben iets gemeen, allen hebben de beschikking over een magisch communicatievermogen. Saleem is net als het land India half-Engels. De gebeurtenissen in het persoonlijk leven van Saleem lopen parallel aan de ontwikkelingen in India. In de boekenbijlage van 20 juni 1981 noemde Anthony Paul Rushdie een ‘fabelschrijver en satiricus tegelijk; zijn gevoelens gaan schuil achter een altijd komische toon en zijn briljante, speelse beheersing van vorm en patronen’. Voor deze meesterlijke roman kreeg Salman Rushdie de Bookerprize.
Gallego door Miguel Barnet, vertaling Chris van de Poel (In de Knipscheer, 249 p., f29,50). Manuel Ruiz, de tachtigjarige hoofdpersoon is geboren in 1900 in een onherbergzame streek in het noorden van Spanje. Hij verhaalt zijn leven. Nauwelijks zeventien jaar oud onttrekt hij zich aan de militaire dienstplicht door te emigreren naar Cuba, het land aan de andere kant van de oceaan waarover in zijn geboortedorp Arnosa de meest fantastische verhalen de ronde doen. Direct na zijn aankomst ontdekt Manuel de keiharde realiteit: slechts met wat geluk en door grote persoonlijke inspanningen weet hij op het bestaansminimum rond te komen. Eerst als dagloner, daarna als kleine zelfstandige bouwt hij een karig bestaan op, daarbij steeds heen en weer geslingerd tussen zijn liefde voor Spanje en voor zijn nieuwe vaderland. Miguel Barnet, de in 1940 in Havana geboren auteur en etnoloog, schreef dit portret van Manuel als een typische vertegenwoordiger van de Cubaanse bevolkingsgroep der Spaanse immigranten.
De weg door Bibhoeti Bhoeshan Bannerji, vertaling Reinder Boverhuis (Wereldvenster, 321 p., f28,50). De grootste verdienste van de Derde-Sprekers-Serie is dat we kennis kunnen maken met het dagelijkse leven van mensen uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika via schrijvers die er geboren en getogen zijn. Dit keer een Bengaalse roman van een van de populairste schrijvers uit dat land. Bibhoeti Bhoeshan Bannerji (1894-1948) schreef binnen de verteltraditie zoals die in Bengalen bestond; eigenlijk moet dit lange verhaal dat uit vele episoden bestaat gedurende een aantal nachten voorgedragen worden. De gebeurtenissen zijn die van alledag: dood, liefde, sleur, godsdienst, armoe en feesten beïnvloeden het bestaan van een brahmaanse grootfamilie in een klein dorp. De trek naar de grote stad - op zoek naar een beter bestaan - brengt grote veranderingen teweeg.
Chakoo door Kjell Gjerseth, vertaling Janke Klok e.a. (De Geus, 282 p., f32,50). De Noor Gjerseth heeft als journalist veel rondgereisd in Afganistan. Voor zijn reportages is hij bekroond en zijn literaire debuut is het beste genoemd van 1984. Terecht want het is een schitterend geschreven boek, spannend van het begin tot het eind, uiteraard goed gedocumenteerd en dus geloofwaardig. Gjerseth ondernam een aantal tochten met de ‘mujadin’ - de Afgaanse verzetsstrijders - welke hij als inspiratiebron voor zijn roman gebruikte. De hoofdpersoon Faruk Aman wordt door politieke en religieuze motieven gedreven om tegen de Russische bezetters te strijden. Chakoo is een grote adelaar, het symbool voor de mujadin van de nieuw te herwinnen vrijheid.
Een revolutionaire vrouw door Sheila Fugard, vertaling Liesbeth Swildens (Ad. Donker, 150 p., f24,50). Om te beginnen is het al vermoeiend een roman te moeten lezen waarvan het gemiddelde aantal woorden per zin niet boven de vijf uitkomt; je krijgt er gewoon ademnood van. Als dan de inhoud ook nog niet te pruimen is mogen we rustig spreken van een ramp. De teleurstelling is groot want ik verwachtte veel van de schrijfster, alleen al op grond van haar naam. Sheila Fugard is de echtgenote van de bekende Zuidafrikaanse toneelschrijver Athol Fugard, bovendien klinkt de titel veelbelovend. Helaas. De hoofdpersoon Christine, een blanke (Engelse) vrouw woont in de Karoo, een woestijnachtig gebied in Zuid-Afrika. Zij is volgelinge van Gandhi, die een tijd in haar land woonde, en heeft achtereenvolgens een verhouding met een Indiase jongen (die later toch voor een kind-bruidje kiest) en met een kleurling (die een zwakbegaafd Boerenmeisje verkracht en zelf wordt vermoord); van de thema's raciale spanning, seksuele verwikkelingen en geweld is veel te maken. Het is niets geworden.
MARIJKE HILHORST