Er is geen genadeschot meer nodig
Nederlandse verhalen over Indonesië, vanaf de zeventiende eeuw tot nu
Het laat je niet los. verhalen van Nederlandse schrijvers over Indonesië, vanaf de eerste jaren der compagnie tot op heden Samengesteld door Rob Nieuwenhuys Uitgever: Querido, 436 p., f49,-
Hans Moll
Vroeger had je het grote Margriet-winterboek. Daar stond van alles in: puzzels, verhalen, strips, tekeningen. Je kreeg het, geloof ik, bij de Donald Duck. En met wekelijks de avonturen van deze ongemeen domme eend en het winterboek moest je de tijd van gedwongen binnenzitten door zien te komen. Daarnaast had het, in ieder geval voor mij, nog een andere functie. Wij waren pas in Nederland en er was veel dat ik niet begreep, het winterboek gaf in die mêlée van onbegrijpelijkheden een leidraad. Het zette merkwaardige gebeurtenissen in een alledaags kader.
Onlangs is er weer zo'n winterboek verschenen. De vormgeving is veranderd, er staan geen puzzels in, geen labyrinten, geen raadsels en geen cartoons, maar verder van alles. Het laat je niet los, luidt de titel en het bevat: ‘Verhalen van Nederlandse schrijvers over Indonesië, vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden.’ De samensteller is Rob Nieuwenhuys. De leidraad die nu wordt geboden, verklaart echter geheel andere vragen. Laten we bij het begin beginnen.
Uit het grote Margriet-winterboek staat mij een tekening bij van een groepje kinderen en een wat ouder meisje. De kinderen staren geschrokken naar iets wat het meisje klaarblijkelijk net ver van hen heeft weggeworpen. Het bewuste voorwerp lijkt in stralen uiteen te vallen. Een van die stralen raakt het meisje in het gelaat.
Het verhaal bij deze tekening ging over een meisje, jong en mooi, dat kinderen van een wisse dood redt. De kinderen hebben in de duinen een ding gevonden waar zij mee aan het spelen zijn. Zij herkent het als een handgranaat, en weet het moorddadige speelgoed nog net op tijd weg te gooien. Helaas krijgt zij een scherf in haar gezicht, die een deel van haar schoonheid vernietigt en het licht uit een oog wegneemt. Gelukkig vindt ze tegen het eind van het verhaal een grote sterke man, die desondanks toch een goed karakter bezit, en met hem trouwt ze.
Rob Nieuwenhuys
bert nienhuis
We woonden in Den Haag, zoals wel meer mensen uit Indië, en dit dreigende verhaal was niet zonder zin. Nog dagelijks werden in bunkers en duinpannen onontplofte granaten, mijnen en scherpe patronen gevonden. Maar wat deze zoetsappige vertelling vooral voor mij deed leven was de combinatie schoonheid-verminking. Er was namelijk in de familie een nicht - of was het een dochter van een kennis? - die heel mooi was en een afzichtelijk litteken droeg. Ik was uiteraard verliefd op haar. We scheelden ongeveer vijftien jaar.
Roos was door een Indonesische vrijheidsstrijder met een dum-dum-kogel in de bovenarm geraakt. Om een dum-dum-kogel te maken kerft men in de punt van het projectiel een kruis. Als het doel treft, splijt hij uiteen. De vader van Roos was bij een andere gelegenheid voor de ogen van zijn vrouw door een amok makende inlander neergestoken. Het litteken van Roos lag als een afgehakte roofdierklauw op haar schouder, groot, paars en naar alle kanten uitdijend. Ik mocht er nooit naar kijken.
Door het Margriet-winterboek wist ik dat Roos iets voortreffelijks gedaan had, wat haar voorbeschikken zou een grote, sterke man te trouwen. Ook in Het laat je niet los komen vele Rozen voor. En hoe lieflijk ook de beschrijvingen, en hoe diep het verlangen dat uit de verhalen spreekt, vrijwel iedere schrijver vindt een vergeten handgranaat in de duinen van zijn herinnering. De hele bundel is doortrokken van geweld.
Van Willem Ysbrandtszoon Bontekoe tot en met Hans Vervoort bijten de slachtoffers in het stof van de tropen. Er worden beschreven: twee executies, een zelfmoord, twee voorbeelden van doodslag, een bloedwraak, vier verhalen over oorlogsgeweld, een over vijandigheid in het algemeen, drie over misdaad en straf, en twee over een dreigende ondergang op zee. Voldoende om als eindoordeel te vellen: het was niet pluis daar in Nederlansch Oost-Indië.
Daarmee doe ik het boek, noch de koloniale geschiedenis in het algemeen, recht. Er was ook veel liefde. Van Walraven en Maria Dermoût zijn mooie verhalen over echtelijke en moederliefde gekozen. Ook Vincent Mahieu en J. Eijkelboom weten wat echte liefde is, kunnen dat althans in hun verhalen overtuigend suggereren. Helaas eindigen bij hun de gelieven na veel bloed en tranen ook als verdrietige enkelingen. Een zekere doem ligt over Indië.
Bep Vuyk
erika visser
Deels komt dat omdat vijftien van de tweeëndertig uitverkoren schrijvers van na 1900 zijn. (Twaalf van hen leven nog.) Hun verhalen spelen zich af in een tijd dat de Nederlanders hun greep op Indië aan het verliezen waren. Zij bevonden zich in een situatie waarin zij, ondanks hun liefde voor het land, er langzaam alle steunpunten verloren. Dat zij deze steunpunten zouden verliezen was al voorbeschikt door de arrogantie van hun voorzaten, de grondleggers van het koloniale bewind.
Zo schrijft in 1724 al ene François Valentijn met verbazing en ontzag over de wijsheid van een inheems vorst waarmee deze zich voor een Hollands tribunaal verweert. ‘Hij gaf hun een antwoord zo opmerkelijk in een heiden en Alfoerees, als ik ooit van een verstandig Europeeër gewacht zou hebben.’ Desondanks wordt deze edele heiden ter dood veroordeeld door een landvoogd die ‘niet wilde bekennen kwalijk gedaan te hebben (...) dat wel meer in Indië gebeurt.’