Wetenswaardigheden
Dat dit verschijnsel van vraag- en (ander) antwoordspel minder eigenaardig is dan het lijkt en zich niet alleen voordoet bij het maken van reizen maar ook bij het maken van, weer heel anders, poëzie, bewijst Robert Anker, die in een essay over de ontstaansgeschiedenis van één van zijn gedichten treffend opmerkte dat de dichter meestal iets anders vindt dan waar bij naar op zoek was. Nooteboom heeft hier in zijn reisverhalen al jaren last van en, zoals gezegd, in De zucht naar het westen is het niet anders. Het boek is een bundeling van zestien stukken, waarvan het eerste uit 1972 en het laatste uit 1985 dateert, en dat, in tegenstelling tot de voorgaande boeken, één en hetzelfde land tot onderwerp heeft: Amerika. Nu is er geen ander land waar wij Nederlanders, Europeanen, zo veel van af (denken te) weten omdat Amerika nu eenmaal vele facetten van ons maatschappelijk leven domineert. Maar na het lezen van De zucht naar het westen is de lezer, déze lezer tenminste, weer heel wat wetenswaardigheden rijker. Montana bijvoorbeeld is, met 146.000 vierkante mijl, de derde staat in grootte na Texas en California, maar er wonen slechts 700.000 mensen, dat is nog geen vijf per vierkante mijl. Of over de Indianen in de reservaten: van de Papago zijn er nog 12.000 over, maar van de Jicarillas (die zichzelf ‘Tinde’, het volk, noemen) nog maar 1900! En Los Angeles is ‘onneembaar’ voor wie geen auto heeft, want de stad is almaar in beweging, is ‘vloeibaar’ en heeft derhalve niet zoiets als een centrum.
Dwaasheid natuurlijk, om dit alles uit een evenzo bewegend en ‘vloeibaar’ boek te plukken, maar wat deze en zoveel andere al of niet ‘zinloze’ feiten en feitjes bij Nooteboom tot literatuur maakt, is dat ze haast altijd voorafgegaan of gevolgd worden door meeslepende en soms onverbloemd lyrische passages als bijvoorbeeld deze, over Wolfprint, Montana: ‘Al deze plaatsen, nederzettingen, dwellings, het zijn komma's op een leeg vel, voor ieder behalve voor wie er woont zijn ze onderling verwisselbaar, er is geen zin in geconcentreerd, geen andere bedoeling dan er te zijn, geld te verdienen, te bestaan, de eerste imperatieven. (..) Er is niets dat terugwijst in de tijd - in deze ontzaglijke ruimte kan de tijd alleen nog maar zijn wat hij is, een oneindige opeenvolging van dagen.’
En wat te denken van een bondige poging tot vastlegging van het ‘vloeibare’ Los Angeles: ‘(..) mensen verkopen zichzelf, koperen filmsterren, sadistische posters, zichzelf, roepen op tot mystieke bijeenkomsten, verklaren het universum via een stencil, ik zie een slanke, dunne, o zo mooie Hell's Angel, als een slang in zwart leer gehuld op zijn oversekste motor, maar als hij zich omdraait is hij over de zeventig, een grijns van boosaardige ouderdom onder zijn zwarte moffenpet, en achter hem verschijnt, alsof het zo geregisseerd is door een kwaadwillend genie, een echt monster.’
Alsjeblieft, de feiten omkleed. De catacomben in Los Angeles en in New York, waar uitlaatgassen en andere door opeenhoping vrijkomende walmen welig tieren: - monsieur Boem, mister Noetbaum, ‘C. Nooteboom, makelaar in vergankelijkheid’, is er geweest, heeft alles, dus ook de gaslucht, opgesnoven en doet er verslag van, zoals hij dit ook doet van de onafzienbare roerloosheid van de vlakten van Wisconsin, van het ronduit onaantrekkelijke en hopeloos platvloerse Texas, van het onweerstaanbaar broeierige zuiden (een onweerstaanbaarheid die, wat Nooteboom betreft, voor een deel heeft te maken met diens liefde voor Faulkner en Capote), enfin, De zucht naar het westen is een overrompelende aaneenrijging van feiten over en impressies van het land dat voor de schrijver ‘kennelijk nog dat overgrote, afschrikwekkende en verleidelijke (heeft) dat bij de net-niet werkelijkheid hoort, iets waarin alles een andere bedoeling heeft dan die je kunt waarnemen.’ Jawel, het zijn de woorden van ‘een raar, Europees meneertje’, net in de States geweest.
Maar niet alleen over Amerika, ook over de makelaar in vergankelijkheid zélf en diens niet met de reis verband houdende bespiegelingen komt de lezer heel wat te weten, en dat gebeurt op de sympathieke en onderhoudende wijze die Nooteboom eigen is. Wat heeft die makelaar mij - naast alles over het onderwerp van gesprek, Amerika - zoal bijgebracht? Dat Voltaire de Nôtre Dame zó afschrikwekkend vond dat hij wou dat deze onmiddellijk zou worden afgebroken. Dat je alle paddestoelen die aan de onderkant wat sponzig zijn en door membramen verdeeld op kunt eten. Dat je het beste de ogen kunt sluiten als je luistert naar iemand die uit het hoofd een gedicht voordraagt. - Ach, Voltaire behoort niet tot mijn papieren huisvrienden, naar paddestoelen durf ik alleen maar te kijken en van mensen die declameren raak ik wat ongedurig, maar dat geeft allemaal niks want ik heb er (weer) geen genoeg van kunnen krijgen, van de tips en de berichtjes, de anekdotes en de verzuchtingen. Want vergeet natuurlijk niet, Nooteboom vertelt zaken als hierboven beschreven heel anders (beter, mooier, veel mooier) dan ik het hier doe. ‘Je moet er wel van uitgaan dat ik natuurlijk badinerende stukken schrijf (..), ik noem het zelf zeuren,’ heeft hij hierover zelf eens gezegd. Wel, Nooteboom kan bij tijd en wijlen superieur zeuren, en áls hij het doet, is het altijd levendig, charmant en met een gepaste dosis melancholie.