Vertaald
Brieven aan Alice door Fay Weldon, vertaling Marian Lameris (Sara, 159 p., f21,50). Alice is een punkmeisje van achttien dat Engels is gaan studeren en nu Jane Austen moet lezen die zij ‘saai, bekrompen en irrelevant’ vindt, en waarvan zij het nut niet inziet om haar boeken te lezen ‘bij de huidige wereldcrisis en de rampen die nog zullen komen’. Alices tante Fay is schrijfster van beroep en zij helpt haar nicht op weg. Al in de eerste van de zestien brieven die Fay schrijft, maant zij tot lezen ‘voor het te laat is’. Rudi Wester noemt in de Boekenbijlage van 15-12-1984 Letters to Alice ‘gedegen, bijna bevlogen opstellen over literatuur’. ‘De brieven zijn een soort driehoeksverhouding tussen de schrijfster van vroeger (Austen), de schrijfster van nu en die van de toekomst, waarbij het bindende element de liefde voor de verbeelding is.’ Aanstekelijke literatuur voor iedereen die niet zelf zo'n wijze, geestige, informatieve en venijnige tante heeft.
Buiten de muur door Jesús Fernández Santos, vertaling Ton Ceelen (Wereldbibliotheek, 230 p., f34,50). In een vijftiende-eeuws Spaans klooster klopt de dood bijna dagelijks aan de poort. De arme nonnen hebben niet te eten en de pest houdt huis. Alleen een wonder kan hen nog redden. Een van de zusters laat haar geliefde en medezuster het mes ter hand nemen om beide handen te doorboren en zo te fingeren dat zij spontane ‘Christuswonden’ heeft gekregen. Een heilige in spe, op weg naar roem en macht. Het wantrouwen van onder anderen de priores leidt tot een vervolging; zij moeten verantwoording afleggen voor het Heilig Tribunaal. Het is een beklemmende roman, geschreven in de vorm van een ooggetuigenverslag; in sterk beeldende taal worden de ‘feiten’ gepresenteerd. Jesús Fernández Santos (Madrid, 1926) schrijver en cineast, behoorde aanvankelijk tot de sociaal-realistische ‘generatie van 1950’. Later is hij een andere richting ingeslagen. Buiten de muur is het afgelopen jaar in Spanje verfilmd.
De markies schrijft een opmerkelijke brief door Javier Tomeo, vertaling Jean A. Schalekamp (Wereldbibliotheek, 107 p., f24,90). De markies schrijft inderdaad een buitengewoon opmerkelijke brief want de twee handgeschreven kwartovelletjes zijn, naar zijn eigen zeggen, onleesbaar en de tekst bestaat uit één lang, aan elkaar geschreven woord. De huisknecht Bautista zal deze brief persoonlijk gaan bezorgen, maar voor het zover is geeft de marrkies zijn trouwe knecht in een eindeloze monoloog ontelbare instructies hoe de graaf gunstig te stemmen. Alles wordt doorgenomen: de gevaren die op de loer liggen op weg naar het kasteel, hoe Bautista zich het best kan kleden en hoe zich te gedragen, de eventuele reacties van de graaf enzovoort. Hoe absurdistisch deze roman is, blijkt uit de laatste woorden: ‘Als het kasteel van Don Demetrio niet meer bestaat, als het twintig jaar geleden al gesloopt werd om een blok goedkope arbeiderswoningen te bouwen, (...) dan hoef je niet meer terug te komen om me het nieuws te brengen. Ik zal dan weten dat ik voor altijd alleen gebleven ben en dat er geen genezing voor mijn droefheid is.’
Te wapen door Lu Xun, vertaling K. Ruitenbeek (Meulenhoff, 192 p., f29,50). Lu Xun (pseudoniem van de Chinese schrijver Zhou Shuren, 1881-1936) studeerde in Japan aanvankelijk Duits en medicijnen, maar omdat het geen zin heeft het lichaam te genezen van mensen met een geest vol zieke denkbeelden, richtte hij zich later geheel op de letterkunde. Zo zegt Lu Xun het ongeveer in zijn voorwoord. Na de val van het keizerrijk in 1912 werd hij ambtenaar bij het ministerie van Onderwijs. De bundel waarin veertien verhalen zijn opgenomen opent met het imponerende Dagboek van een gek, wat het eerste naar westers model geschreven verhaal in de moderne Chinese literatuur is. In de verhalen, waarin een sterk autobiografisch element aanwezig is, bekijkt de hoofdpersoon de wereld met de blik van een moderne intellectueel. Hij staat eenzaam te midden van de onnozelen; zijn hoop is gevestigd op de jeugd. Ironie en humor, wanhoop en melancholie maken deel uit van zijn gevoelens over het oude en het nieuwe China. Van (kinder)geluk getuigen zijn verhalen Mijn geboortedorp en Dorpsopera. Behalve verhalen schreef hij ook essays en vertaalde hij onder andere Van Eedens Kleine Johannes.
Buitenlandse verhoudingen door Alison Lurie, vertaling Heleen ten Holt (Bert Bakker, 294 p., f27,50). Bij de beste boeken van 1985 noemde Beatrijs Ritsema Luries Foreign Affairs; zij herinnerde het zich als een ‘uiterst plezierig, goed gecomponeerd leesboek met precies de juiste verhoudingen tussen ironische distantie en tragische romantiek’. De hoofdpersonen Vinnie en Fred, twee Amerikanen in Londen, hebben om beurten een hoofdstuk tot hun beschikking. Virginia Miner is vierenvijftig jaar oud, klein, lelijk, ongetrouwd - het soort vrouw dat niemand ooit zal opmerken, hoewel ze hoogleraar is aan een bekende universiteit, meerdere boeken op haar naam heeft staan en een gevestigde wetenschappelijke reputatie bezit. Fred Turner (die op de flaptekst Frank wordt genoemd?) werkt op dezelfde universiteit en is net voor zijn vertrek verlaten door zijn vrouw. Beiden raken ze in Londen verstrikt in onmogelijke liefdesaffaires. Een vitale roman waarin de personen scherp en levensecht geportretteerd worden.
MARIJKE HILHORST