Shakespeare
Vervolg van pagina 4
Wat Taylor presenteert als revolutionaire recente ontdekkingen (zoals het feit dat het toneelstuk Henry VIII oorspronkelijk All is True heette, of dat Falstaff eerder luisterde naar de naam Sir John Oldcastle, de naam van de censor in die tijd) is volgens Raine al lang bekend en hij noemt daarvoor verschillende edities en commentaren. Raine verwijt Taylor in zijn satirische ‘footnote’ bij de spectaculaire ontdekking van het gedicht dat hij de voetnoten bij historische teksten promoveert tot het belang van de eigenlijke tekst - een geluid dat in Nederland weleens te horen is ten aanzien van Harry G.M. Pirck en zijn voetnoten bij Van Deyssel.
Het gedicht zelf - om het daar eens over te hebben - past geheel in de liefde-en-frustratietheorie van de anglist Van Maanen en is naar mijn geheel niet ter zake doende mening meer dan een rather ordinary lyric: het thema is nogal vertrouwd, dat valt niet te ontkennen, maar het is vernuftig, niet sentimenteel, economisch, recht door zee (dat is misschien ook wel een bezwaar, de aardigheid zit niet zozeer in het wat maar in het hoe). Wie ter vergelijking de sonnetten 127 tot 152 leest (die aan The Dark Lady) kan dit gedicht niet als vreemd ervaren, wat wel het geval is met de twee laatste sonnetten (153 en 154), want daarin spreekt de dichter de dame niet meer rechtstreeks toe, maar begint het thema liefde te zweven doordat ineens Cupido en ‘the little lovegod’ op de proppen komen. Zo algemeen als die laatste sonnetten is Shall I die? Shall I fly niet, het staat veel dichter bij de aangesprokene. Taylor beschouwt als ‘the most striking feature of all the internal evidence’ het feit dat het gedicht ‘chronologisch zo consistent’ is, omdat men dat in die tijd (tussen 1590 en 1600) nauwelijks tegenkomt. Ook in zijn laatste verdediging van de toeschrijving houdt hij vol dat ‘documenten, net als verdachten, beschouwd moeten worden als onschuldig tot bewezen is dat ze schuldig zijn’. De vondst bewijst hoe dan ook dat de dichter Henry Vaughan (hij en niet een ander) gelijk had toen hij in de zeventiende eeuw over de Bodleian Library schreef:
Most noble Bodley! we are bound to thee For no small part of our eternity.Ga naar voetnoot11.
■