Hoe het brave Nederland rebels werd
De wet van de overgecompenseerde achterstand
De Nederlandse samenleving sinds 1815. Wording en samenhang onder redactie van F.L. van Holthoorn Uitgever: Van Gorcum, 399 p., f65, -
De paradoxen van de vernieuwing. Het nieuwe als macht, mythe en cliché door H.W. von der Dunk, E.M. Mulder e.a. Uitgever: Markant, 103 p., f 18,75
De bruid in de schuit. De consolidatie van de republiek 1609-1650 door S. Groenveld en H.L.Ph. Leeuwenberg Uitgever: De Walburg Pers, 255 p., f39,50
Chris van der Heijden
Protestantse familie in gebed aan tafel, 1627
Is er enige samenhang te ontdekken in de Nederlandse geschiedenis sinds 1815? Dat is de kernvraag van een aantal opstellen die onlangs onder de titel De Nederlandse samenleving sinds 1815. Wording en Samenhang verschenen. De redacteur van deze bundel (F.L. van Holthoorn) haalt in zijn nawoord de Franse filosoof Victor Cousin aan die in de jaren dertig van de vorige eeuw over Nederland schreef dat ‘alles in Holland iets prozaïsch en burgerlijks in zich vervat; alles heeft practijk en nut ten doel - in Holland geene idealen, waarin het ook zij - Het is meer een braaf dan een groot volk’. ‘Deze uitspraak,’ zo vervolgt Van Holthoorn, ‘is het motto van deze samenvattende beschouwing.’ Maar is dat nu zo, is Nederland sinds de zeventiende eeuw inderdaad braaf geworden? En zo ja, waaruit blijkt dat? En hoe is het te verklaren?
Onmiskenbaar is dat er in het Koninkrijk Nederland tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geen diepgrijpende conflicten plaatsgevonden hebben, afgezien dan van de afscheiding van België. Een revolutionaire arbeidersbeweging heeft hier nooit voet aan de grond gekregen; het anarchisme heeft in Nederland niets betekend; de Eerste Wereldoorlog ging aan ons voorbij; de naoorlogse revolutie kwam niet verder dan ‘de vergissing van Troelstra’, het fascisme en communisme hebben nooit meer dan een handjevol aanhangers gehad. Op politiek gebied is de uitspraak van Cousin dus zonder twijfel juist gebleken: een braaf volk.
Het traditionele beeld van de Nederlandse economie in de negentiende eeuw sluit hierbij aan: terwijl de omringende landen fabrieken bouwden en een proletariaat kweekten, bleef Nederland teren op rijkdom uit vroegere eeuwen. Pas nadat de liberalen de touwtjes in handen hadden gekregen, na 1850 dus, kwam hierin verandering en begon stapje voor stapje ook hier de economische modernisering. Maar die ging zo tergend langzaam dat Nederland nog in 1940 een matig geïndustrialiseerd land was. En al is dit beeld in recent onderzoek wel enigszins genuanceerd, het houdt nog steeds. Ook de ontwikkeling in de demografie (door A.M. van der Woude in deze bundel boeiend beschreven) sluit hierbij aan: de Nederlandse bevolking begon veel later te groeien dan die in andere westerse landen en de cijfers die Van der Woude daarbij levert zijn inderdaad onthullend. Tussen 1820 en 1830 was in alle omringende landen het bevolkingsoverschot (= geboortecijfer min sterftecijfer) groter dan 10 per duizend. In Engeland was het zelfs 15,9, in Duitsland 13,1, in België 11,5. In Nederland groeide de bevolking per jaar echter maar met 9,5 per duizend. Dat veranderde pas vanaf het eind van de eeuw.
Titelpagina van de Nederlandse Lutherbijbel, 1648
Politiek, economie, demografie, op al deze gebieden vond er dus een vergelijkbare ontwikkeling plaats en het is niet moeilijk (zoals in deze bundel ook gebeurt) om op nog meer terreinen voorbeelden van 's lands ‘achterlijkheid’ te vinden. Een braaf volk, inderdaad. Maar erg verrassend is die conclusie niet. Interessant wordt die constatering pas als de ontwikkeling na 1945 ertegen afgezet wordt. Want wat blijkt? Om even met de demografie door te gaan: vanaf het begin van de twintigste eeuw en zeker na de Eerste Wereldoorlog zijn de rollen omgedraaid. Terwijl er in de omringende landen steeds minder mensen overblijven, groeit de Nederlandse bevolking spectaculair. In de jaren vijftig van deze eeuw is het verschil zelfs onthutsend: terwijl in de drie genoemde landen het bevolkingsoverschot respectievelijk 4,1, 6,1 en 4,9 bedraagt, is het in Nederland maar liefst 14,1. Dit cijfer staat voor een ommekeer die indirect alles te maken heeft met de faam die Nederland sinds een jaar of twintig in het buitenland geniet: een van de modernste landen van de wereld te zijn. Dat proces komt in dit boek met opstellen over migratie, educatie, verzuiling en arbeidersbeweging onvoldoende aan bod. Hier wordt voornamelijk de Nederlandse samenleving tussen 1815 en 1940 beschreven. De periode daarna is erbij gemoffeld.