Spoorlijn
Gibault kwam in aanraking met Céline toen hij Lucette Almansor, de weduwe, leerde kennen, die hem vroeg Rigodon, Célines laatste boek, persklaar te maken. Marie Canavaggia, die vanaf Mort à crédit met deze taak was belast, was kennelijk niet meer beschikbaar. Deze Rigodon, het sluitstuk van de Duitsland-trilogie, is nu ook in het Nederlands vertaald door Frans van Woerden. Het valt niet moeilijk om hier in enthousiaste bewoordingen over te schrijven. Perfect, lijkt mij, en nergens de indruk wekkend dat het ‘slechts’ een vertaling betreft. Als Céline Nederlandstalig was geweest, zou Rigodon er ongeveer zo hebben uitgezien.
Een curieus boek trouwens, dat zich geheel op of langs de spoorlijn afspeelt in het Duitsland van het laatste oorlogsjaar, dat wordt geteisterd door luchtaanvallen en daardoor en door de verliezen aan het front, een volstrekt ontredderd beeld vertoont. De spaarzame treinen die nog rijden zijn maar ten dele in staat de grote stroom vluchtelingen te verwerken die probeert van erg naar minder erg te ontkomen. Op weg naar Isphahan, denkt men onwillekeurig. Temidden van hen Céline met zijn kleine gezelschapje, bestaande uit zijn vrouw, Lucette, de kat Bébert, en de acteur Le Vigan. Na de geallieerde invasie in Normandië zijn zij uit Frankrijk gevlucht met de bedoeling via Duitsland Denemarken te bereiken, waar Céline zijn vooroorlogse royalty's in puur goud heeft belegd.
Hoogtepunten van het boek zijn een beschrijving van de massamoorden op de vluchtelingen die door Duitse troepen bijeengebracht zijn op het kleine stationnetje van Oddort, en waar Céline en de zijnen nog net aan wisten te ontsnappen, en de geslaagde poging die Céline onderneemt om een vijftiental zwakzinnige vluchtelingetjes op de reddende trein naar Zweden te krijgen. Het is waarschijnlijk moeilijk te achterhalen of hier sprake is van de werkelijkheid of fictie, maar onmogelijk lijkt het niet. Bekend is immers dat Céline altijd op de bres stond voor de verworpenen in de maatschappij, de ‘compagnons de misère’.
Het curieuze van Rigodon is ook dat alle treinreizen die Céline gedurende het kleine jaar dat hij in Duitsland vertoefde, ondernam, zijn verdicht tot één lange treinreis dwars door Duitsland. Van een plaatsje bij Berlijn tot aan de kust, vandaar naar Sigmaringen in Zuid-Duitsland, en vervolgens nogmaals naar het noorden, maar nu echt naar Denemarken. Verhaaltechnisch geen probleem, ware het niet dat Céline verzuimd heeft de seizoenen aan te passen aan deze verdichting, waardoor men de overgang van lente naar herfst beleeft in slechts luttele dagen.
De grove compositie van de Duitsland-trilogie is duidelijk genoeg: het eerste deel, D'un château à l'autre, speelt zich geheel af in Sigmaringen, waar de regering-Vichy van Pétain op de vlucht was neergestreken. Historisch gezien is dat echter het laatste deel van Célines Duitse avontuur, terwijl het eerste deel, zijn verblijf in Baden-Baden en in de omgeving van Berlijn, zich in Nord, het tweede deel van de trilogie, afspeelt. Rigodon moet men dus chronologisch gezien plaatsen vóór en na Sigmaringen. Maar dit levert een probleem op: Sigmaringen was al beschreven in het eerste deel, dus hoe te verklaren dat hij, Céline, in Rigodon weer op weg is naar deze plaats? Jan Versteeg heeft het in een beschouwing die hij wijdde aan de chronologie van de trilogie over een kunstgreep die Céline zou hebben toegepast: ‘Hoewel hij eigenlijk maar één keer in Sigmaringen arriveerde, is het in Rigodon de tweede keer. Vandaar dat hij op het perron allerlei bekenden terugziet: Von Raumnitz bijvoorbeeld. Vandaar ook dat het verblijf in Sigmaringen in Rigodon wordt teruggebracht tot een simpel overstapje naar een speciaal voor Céline, Lili en Bébert gereserveerde trein. Als een soort cadeautje van zijn oude vrienden.’ Aardig, maar het klopt niet, want Céline besluit in Rigodon naar Sigmaringen te reizen omdat men hem vertelt, dat de regering-Vichy daar is aangekomen, en dat is nu juist de episode uit D'un château à l'autre. De slang bijt hier in zijn eigen staart.