Geschiedenis na 1945
Vervolg van pagina 12
Zaken Marshall zijn economisch hulpplan voor Europa (in de bundel consequent het plan-Marshall genoemd. Waarom? We hebben het toch ook niet over de doctrine-Truman?). Dit plan heeft een enorme invloed gehad op de naoorlogse ontwikkelingen in Europa, de verhoudingen tussen enerzijds de Verenigde Staten en anderzijds Europa en de Sovjetunie, de naoorlogse institutionele samenwerking in OESO en Europese Gemeenschappen en de dekolonisatie. In meer dan de helft van de hoofdstukken zijn dan ook verwijzingen naar het Marshall-plan terug te vinden. Een zakenregister had het mogelijk gemaakt de diverse uitwerking van dit plan te achterhalen. Nu ontbreekt een dergelijk handvat.
De bundel moet het derhalve vooral van de kwaliteit van de afzonderlijke bijdragen hebben. Van de thematische hoofdstukken valt naast de bijdrage van Heldring die van de Leidse historicus P.C. Emmer over dekolonisatie op. Hij maakt een interessant onderscheid tussen verschillende soorten koloniën, de consequenties daarvan voor het proces van dekolonisatie en de verschillende reacties daarop van de Europese moederlanden. Het is jammer dat hij zijn prikkelende beschouwing besluit met de conclusie dat het nog te vroeg is voor een weloverwogen oordeel over de gevolgen van de dekolonisatie. Iets meer durf was hier best op z'n plaats geweest.
Heldring bevindt zich met zijn beschouwing over ‘Een (tussen Oost en West) verdeelde wereld’ op bekend terrein. Wat intrigeert is de Sovjet-vriendelijke toonzetting van zijn bijdrage. Het inzicht dat de politiek van de door de oorlog sterk verzwakte Sovjetunie in de eerste naoorlogse jaren als behoudend en gericht op consolidatie te karakteriseren valt, wint langzamerhand terrein en juist iemand als Heldring te zien schrijven ‘Haar optreden in Oost-Europa was niet zozeer een agressief als wel een defensief optreden’, is op z'n zachtst gezegd nogal verrassend. In de al eerder gememoreerde bijdragen van W.H. Roobol en D.F.J. Bosscher, alsmede in die van H. Renner over Oost-Europa en J.H. Jager over de Sovjetunie is overigens dezelfde tendens te signaleren.
Deze en de overige regionale hoofdstukken kenmerken zich door een sterk wisselende aanpak, die het voordeel heeft dat de aandacht geboeid blijft. Tegenover de nogal beschouwende benaderingen van Barkman en de antropoloog Geschiere over Afrika, staat de sterk gestructureerde en feitelijke aanpak van Radtke en de politicoloog Hoetjes over Zuid- en Zuidoost Azië. Het informatief gehalte van deze regionale hoofdstukken is over het algemeen van voldoende kwaliteit voor een eerste kennismaking met de verschillende regio's. Het is daarbij jammer dat de redactie niet naar volledigheid heeft gestreefd. Canada (toch jaarlijks vertegenwoordigd op de economische topconferentie van de zeven meest geïndustrialiseerde staten), Australië en Oceanië krijgen geen enkele aandacht, terwijl het Caraibisch gebied een stiefmoederlijke behandeling toevalt.
Geschiedenis na 1945 zal door het hierboven vermelde informatiegehalte zonder twijfel een gat in de (onderwijs)markt weten te vullen. Het zal echter inmiddels duidelijk zijn dat aan de vulling een aantal ingrediënten ontbreekt, hetgeen tot een niet optimaal resultaat heeft geleid. ■