Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
The Africans door David Lamb Uitgever: Vintage Books, 363 p. Importeur: Van Ditmar, f 30,25Louise FrescoIn 1975 vierde president Macias Biyogo van Equatoriaal Guinea Kerstmis door 150 politieke tegenstanders in het voetbal stadion op te hangen, terwijl door de luidsprekers de muziek van Those Were the Days weerklonk. Ali Solih, president van de Comoren, besloot zijn toespraken gewoonlijk met: ‘Ik ben uw god en leraar, ik ben de goddelijke weg, er is geen god behalve Ali Solih.’ Bij zijn kroning tot keizer (kosten 20 miljoen dollar) zwoor Bokassa dat hij de grondwet zou verdedigen - alleen had hij die al tien jaar eerder, in 1967, afgeschaft. Toen Idi Amin eindelijk uit Oeganda was verjaagd, bleek zijn slaapkamer vol te hangen met foto's van gevechtsvliegtuigen en van doodgemartelde gevangenen en met Tom & Jerry cartoons. Hoe moet je je als westerse intellectueel in hemelsnaam opstellen tegenover Afrika? Tegenover een werelddeel waar volslagen krankzinnige leiders getolereerd worden door een bevolking die zich op allerlei manieren schijnbaar willoos laat uitbuiten en vermoorden, lijkt alleen nog cynisme of wanhoop op zijn plaats. Hoe moet je die wreedheden en machtswellust interpreteren? Mag je eigenlijk wel een oordeel vellen en met westerse maatstaven meten? Immers, Afrikanen blijken zelf niet erg geneigd elkaars regimes en wandaden te veroordelen. De Organisatie van Afrikaanse Eenheid (de OAU) heeft er in alle talen altijd het zwijgen toe gedaan. Op het hoogtepunt van de slachtingen in Burundi, toen in 3 maanden tijd 200.000 Hutu's werden vermoord, werd de Burundese president zelfs door de OAU gefeliciteerd met de manier waarop hij het land in de hand had. Terwijl sinds de jaren zestig meer dan een miljoen Afrikaanse burgers door hun eigen regeringen werden vermoord, spreekt iedere OAU-topconferentie uitsluitend over het apartheidsregime in Zuid Afrika. Ook in Nederland lijkt er een taboe te heersen: degene die over de wandaden van Afrikaanse regeringen spreekt, wordt al snel beticht van neokolonialisme. Omdat de berichtgeving over Afrika in de media zich meestal beperkt tot droogte en hongersnood, is het moeilijk een genuanceerd beeld te krijgen van het reilen en zeilen van dit werelddeel sinds de onafhankelijkheid (die voor de meeste landen viel tussen 1957 en 1964). Er zijn de laatste jaren gelukkig ook nog wat andere boeken voor een breed publiek verschenen die een aanknopingspunt bieden, zoals het werk van Basil Davidson over de Afrikaanse geschiedenis (omgewerkt tot een succesvolle televisieserie) en Patrick Marnham. The Africans van David Lamb, dat hier ten onrechte nauwelijks enige aandacht kreeg, hoort daar ook bij. Lamb was vier jaar lang gestationeerd in Nairobi als bureauchef voor Afrika van de Los Angeles Times en heeft zo ongeveer ieder land ten zuiden van de Sahara bezocht. Het eerste wat volgens hem een journalist in Afrika leert, is dat er niets te voorspellen valt en dat geen enkele generalisatie houdbaar is. Je begrijpt pas iets van Afrika, als je oog hebt voor de diversiteit van dit werelddeel. Lamb schetst een aantal fascinerende portretten van uiteenlopende landen, zoals Angola, Kenya, Somalië en Djibouti, en van leiders zoals Sekou Touré (van Guinee), Houphouet Boigny (van Ivoorkust) en Samora Machel (van Mozambique). Zijn stelling is dat de stijl van de leider de toekomst van een land bepaalt, veel meer dan grondstoffen of het koloniale verleden. Hij illustreert dat aan de hand van een aantal vergelijkingen. Neem bijvoorbeeld de situatie van Guinee en Ivoorkust. Beide landen zijn voormalige Franse kolonies en hebben ieder (tot voor kort) slechts een president gehad. Bij de onafhankelijkheid, in 1958, leek het alsof voor Guinee een gouden toekomst was weggelegd. Met een derde van de wereldbauxietreserves, diamant, en een goedontwikkelde landbouw kon Guinee het rijkste land van Afrika worden. Ivoorkust daarentegen was volledig afhankelijk van de koffie-export en bezat nauwelijks rijkdommen. Vandaag is echter Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust, de meest welvarende stad in Afrika, is het percentage schoolgaande kinderen in Ivoorkust twee keer zo hoog als het Afrikaanse gemiddelde en bedraagt het bruto inkomen per hoofd 1000 dollar. Volgens Lamb is dat voor een groot deel te danken aan het beleid van Houphouet Boigny. Die stimuleerde de diversificatie van de landbouw, trok buitenlandse investeerders aan en ging kritiek van studenten en leger meestal niet uit de weg. In Guinee heerste Sekou Touré, bijgenaamd ‘de helderziende gids’, gedurende meer dan 20 jaar met ijzeren hand. Veertig procent van de Guinese bevolking is als gevolg van de zuiveringen naar het buitenland gevlucht. Het inkomen per hoofd, 210 dollar, is lager dan voor de onafhankelijkheid, en voedsel moet op grote schaal worden geïmporteerd. Daartegenover staat dat er weinig of geen corruptie voorkomt, en niemand in krottenwijken woont. | |
Socialistisch sausjeHet isolement van Guinee en de opendeurpolitiek van Ivoorkust staan model voor de keuzes die bijna alle Afrikaanse landen - en hun leiders - moeten maken. Staatsgrepen in de naam van sociale en economische hervormingen zijn aan de orde van de dag, maar het opvallende is dat er meestal weinig verandert. Een wisseling van de wacht tussen legerofficieren is nauwelijks merkbaar op het platteland waar de meerderheid van de Afrikanen woont. Omdat er weinig andere mogelijkheden voor de oppositie zijn om haar stem te laten horen, is een staatsgreep vaak de enige oplossing. De media staan onder curatele, dissidenten zijn gevlucht of zitten in de gevangenis, en als de parlementaire democratie in naam al bestaat, dan functioneert die niet. Staatsgrepen zijn een manier om stoom af te blazen, en om een ongewenste leider af te zetten, want bijna niemand - een groot man als Nyerere uitgezonderd - zal uit zich zelf aftreden. Het tragische is dat de legerleiders, die zich tot de coup meestal redelijk hebben gedragen, binnen de kortste keren vervallen in hetzelfde gedrag als de afgezette elite. Of erger. De bevolking wacht af, of laat zich meeslepen door de retoriek, zoals na de coup in Liberia waar onder gejuich de voormalige ministers op het strand om het leven werden gebracht, om plaats te maken voor een repressief militair bewind. The Africans is een fascinerend verslag, dat naast interessante cijfers veel herkenbare anekdotes bevat voor wie zelf in Afrika heeft gereisd. Wekenlang dagelijks formulieren invullen voor een visum dat je nooit krijgt, vliegtuigen die door de president worden opgeëist waardoor je minstens drie dagen moet wachten op een verlaten vliegveld, dronken douaneambtenaren die zwaaien met machinegeweren, en al die ervaringen die pas achteraf leuk zijn om te vertellen. De journalistieke sweeping statements waarin Lamb af en toe vervalt - in de trant van: ‘Where a European couple might kiss, Africans copulate’ - zijn potsierlijk maar niet echt hinderlijk. Lambs gematigde optimisme over Afrika is gebaseerd op zijn overtuiging dat het kapitalisme, al of niet overgoten met een socialistisch sausje, de enige weg is voor Afrika. De enige landen die in economisch en sociaal opzicht succes hebben geboekt, zijn volgens hem Kenya, Ivoorkust, Malawi en, tot op zekere hoogte, Kameroen. Die landen hebben gemeen dat ze gedurende minstens 15 jaar na de onafhankelijkheid zijn geregeerd door een autoritaire, maar niet repressieve leider, die een duidelijk ontwikkelingsbeleid heeft kunnen uitstippelen. Een belangrijk aspect in dat beleid was dat buitenlandse deskundigen en zakenlieden welkom bleven. Bovendien hebben alle vier landen zich primair gericht op de ontwikkeling van de landbouwsector. Op zich lijkt me deze analyse juist. De resultaten van marxistisch georiënteerde regimes, zoals Ethiopië of Mozambique, of een ‘antikapitalistisch’ land als Tanzania zijn inderdaad niet om over naar huis te schrijven. Maar Lambs enthousiasme over de gunstige effecten van het kapitalisme doet toch wat naïef aan. Zoals hij trouwens zelf toegeeft, heeft het marxisme in Angola een even grote puinhoop veroorzaakt als het kapitalisme in Ghana. Er zal nog wel wat meer in Afrika moeten veranderen dan de marktverhoudingen, en leiders van het formaat van Kenyatta liggen niet voor het opscheppen. Dat alleen onder een kapitalistische staatsvorm boeren en arbeiders bereid zullen zijn om hun stamverbanden los te laten en zich met een nationale staat solidair te verklaren, is een generalisatie van het soort dat iemand die jaren in Afrika heeft doorgebracht, zich niet kan permitteren. ■ |
|