Vertaald
De andere kant van het vuur en De vogels in de lucht door Alice Thomas Ellis, vertaling resp. Rita Vermeer, Carol Limonard (Contact, 183/127 p., f 24,90/f 19,50). Alice Thomas Ellis (zo'n naam doet wat ritme betreft onmiddellijk denken aan Ford Madox Ford) past uitstekend in de Engelse traditie. Haar romans zijn humoristisch maar bevatten een flinke dosis venijn. De schrijfster kan goed observeren, ze geeft zowel de verschillende karakters als de sociale milieus waarin ze verkeren cynisch en meedogenloos weer, maar omdat ze de mensen zo openhartig zwak laat zijn, worden het geen karikaturen. De upper-middle-class-huwelijken zijn saai, de echtgenoten oerdegelijk, alle illusies vervlogen en onbegrip is aan de orde van de dag. Voor beide romans geldt dat er personen - vrouwen - in optreden die het leven van klein geluk en verdriet wél weten te hanteren door zich te ontworstelen aan de traditionele verhoudingen en door niet te voldoen aan de conventionele verwachtingen: Silvie leeft samen met een bloeddorstige hond en de intelligente Evvie vlucht in haar fantasiewereld door pulpromans te schrijven. Veel lezers zullen het gevoel hebben in de spiegel te kijken; soms voelde ik me zelfs betrapt. Gelukkig kun je er wel om lachen.
De springbron door Kerstin Ekman, vertaling Bertie van den Meij (Manteau, 326 p., f 39,50). Heksenkringen heette het eerste deel, De Springbron het tweede deel van een omvangrijke fel realistische romancyclus die totaal uit vier delen bestaat. Kerstin Ekman beschrijft gedetailleerd het leven van de inwoners van het Zweedse stadje Katrineholm vanaf het einde van de negentiende eeuw tot ongeveer 1970. Een centrale plaats wordt ingenomen door de vrouwen Tora en haar vriendin Frida. Tora probeert een tree hoger te komen op de sociale ladder door een café over te nemen waar ze hoopt de gegoede burgerij als klant te krijgen. Frida is weduwe, zij heeft zes kinderen te onderhouden en beult zich af als wasvrouw. De beide vrouwen wenden alle kracht die ze in zich hebben aan om te overleven: in lichamelijke en geestelijke zin. Uiteraard heeft hun maatschappelijke positie psychologische consequenties: Tora sluit zich emotioneel zo veel mogelijk af - zij verhardt, wat de vriendschap niet ten goede komt. Ekman getuigt van een grote sociale bewogenheid en van veel liefde voor haar hoofdpersonen die symbool worden van de onderdrukten.
Kind van de wind door Yuko Tsushima, vertaling Kathleen Rutten (De Geus, EPO, 217 p., f 29,50). Kind van de wind is de tweede titel in de door De Geus gestarte reeks vrouwen-wereld-literatuur en Yuko Tsushima behoort tot de bekendste hedendaagse Japanse schrijfsters. Koko Mizuma, de zesendertigjarige hoofdpersoon, was als kind al eigenzinnig; ze deed wat ze zelf wilde. Ook als jonge vrouw is ze noch gedwee, noch conformistisch, in tegenstelling tot haar huiselijke, conservatieve zusje. Koko die ooit trouwde omdat ze een kind verwachtte, is gescheiden. Haar dochter voelt zich als puber echter meer aangetrokken tot het degelijke milieu van haar tante en gaat daar wonen, als Koko na een kortstondige affaire denkt dat ze zwanger is, wordt ze gedwongen de balans op te maken. Haar verleden wordt onder de loep genomen; het kind dat ze was vindt ze onveranderd in zichzelf terug. Ze kiest vóór zelfstandigheid, vóór de nieuwe baby en tegen relaties met mannen omdat die haar toch maar willen temmen. In de introductie plaatst Geraldine Harcourt, die de Engelse vertaling verzorgde, deze westers aandoende problematiek in de Japanse context. De roman boeide me maar zo nu en dan: er wordt veel herhaald en hoewel Koko's gedachtenspinsels breed uitgemeten worden kwam ze zelf niet echt tot leven.
Hun hoofden zijn groen en hun handen blauw door Paul Bowles, vertaling Gideon den Tex (Veen, 208 p., f24,50). Veen's unieke serie literaire reisverslagen Op schrijvers voeten, waarin ook Harold Nicolson's Reis naar Java werd opgenomen, is nu uitgebreid met een verzameling van acht essays geschreven door een geboren zwerver. Paul Bowles (New York, 1911) ging op zijn twintigste voor de eerste keer naar Noord-Afrika. Toen bleef hij er vier jaar, om zich na de Tweede Wereldoorlog permanent in Tanger te vestigen van waaruit hij diverse reizen maakte. Soms heeft hij een duidelijke opdracht, bijvoorbeeld opnamen maken van Berber-muziek voor de Rockefeller Foundation, wat uiteraard niet zonder de nodige problemen gaat. Ontberingen doorstaat hij nuchter en zonder zijn gevoel voor humor ooit te verliezen. Steeds blijkt Bowles een opmerkzaam reiziger of hij nu in Midden-Amerika, in de Sahara, in India of op Ceylon is. Wel is hij duidelijk meer geïnteresseerd in mensen en waar hun handelen uit voortkomt dan in de natuur, die komt er wat bekaaid af. De verhalen zijn zeer gevarieerd, leerzaam bespiegelend of vermakelijk anekdotisch (vooral de letterlijke weergave van sommige absurde dialogen). Bowles bewijst dat reizen en er over schrijven een vak apart is. Hij verstaat de kunst als geen ander.
De grote vergissing door Jean Cocteau, vertaling Greetje van den Bergh (Goossens, 123 p., f24,50). Jean Cocteau was een van de veelzijdigste kunstenaars uit de eerste helft van deze eeuw in Frankrijk. De grote vergissing is Cocteau's vroegste roman (1923). Het thema is van alle tijden: een gevoelige jongeman beleeft zijn eerste ‘dramatische’ liefdesavontuur, hij doet een poging tot zelfmoord en begint gedesillusioneerd aan zijn volwassen leven. Jacques ontmoet zijn geliefde op de rolschaatsbaan, een populaire verblijfplaats voor jonge mensen in de jaren twintig; daar verliest hij haar ook en koopt ter plekke van de barkeeper een tamelijk onschuldig mengsel (blijkt later) waarmee het dus niet lukt om zichzelf te doden. ‘Hij dankt zijn leven aan een oplichter,’ wordt er luchthartig geconstateerd. De stijl is uitbundig: taalgrapjes, hoogdravende en nonchalante filosofieën volgen elkaar op en de ene associatie lokt een volgende uit.
MARIJKE HILHORST