Tijdschrift
Op een in allerijl gepubliceerde vertaling van de roman Le palace en een artikel van Maarten van Buuren in Ongebaande wegen na heeft de Nederlandse lezer nog niet veel van en over de Nobelprijswinnaar van 1985 tot zich kunnen nemen. De Revisor 1985/6 bevat een tweetal vertaalde fragmenten van romans van Claude Simon, die in de loop van dit jaar zullen verschijnen. Maarten van Buuren geeft in een enthousiast stuk (hij eindigt met de mededeling dat Simon de Nobelprijs meer dan wie ook verdiend heeft) inzicht in de werkwijze van Simon. Een groot bewonderaar en navolger van Marcel Proust blijkt hij te zijn. Het belang dat ook Simon hecht aan de werking van het geheugen leidt tot romans waarin de chronologie het aflegt tegen een op basis van associaties geordende opeenvolging van gebeurtenissen. De stream of consciousness-techniek hanteert Simon dan ook veelvuldig. Bij Proust figureert nog een min of meer buiten het verhaal staande verteller, die filosofisch commentaar geeft op de handeling, bij Simon mag de lezer het zelf uitzoeken. De literatuurhistorici plaatsen Simon onder het kopje ‘nouveau roman’. In een gesprek met Jo van Apeldoorn maakt Simon zelf bij deze indeling nogal wat kritische kanttekeningen. De uitgever, Editions de Minuit, van zowel Simon, als Robbe-Grillet, Ricardou, Beckett, Sarraute en andere nouveau romanciers, wilde twintig jaar geleden wel een soort manifest van hen publiceren. ‘Een winter lang zijn we daartoe elke woensdag bij elkaar geweest,’ aldus Simon. Overeenstemming over waar ze tegen waren was gauw bereikt: er is geen onderscheid mogelijk tussen vorm en inhoud, de gelijktijdigheid van alle waarnemingen wordt noodgedwongen tenietgedaan door de beschrijving ervan, de alwetende verteller heeft afgedaan en meer van dat soort ‘statements’ citeert hij. Maar vanuit die gemeenschappelijke standpunten, betoogt Simon, zijn ze
allemaal in verschillende richtingen gaan schrijven. De nouveau romanciers ‘als groep etiketteren vervalst het hele probleem en houdt de verwarring in stand’. In het vierde deel van zijn roman Les Géorgiques is Simon op een tamelijk ongebruikelijke manier ‘intertekstueel’ te werk gegaan. Uit Jo van Apeldoorns artikel daarover blijkt dat hij George Orwells reportage over de Spaanse burgeroorlog Homage to Catalonia in ruime mate vrijwel letterlijk heeft gevolgd en die tekstfragmenten presenteert via een personage dat ‘O’ wordt genoemd. Een gedeelte hiervan staat in De Revisor afgedrukt. Tenslotte is het essay Lege beelden van Robert Anker nog noemenswaard. De kunsttheorie die hij hier ontvouwt blijkt ook al in zijn meest recente poëzie door te werken.
EVA COSSEE