Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Love It Or Shove It door Julie Burchill Uitgever: Century, 148 p. Importeur: Van Ditmar, f 24,50
| |
BlockbustersDe enkele keer dat ze ergens haar waardering over uitspreekt, bijvoorbeeld waarom de boeken van Jackie Collins beter zijn dan die van Harold Robbins, maakt zo'n stuk interessanter, niet omdat ik liever positieve dan negatieve oordelen lees, maar omdat het verschijnsel - in dit geval ‘blockbusters’ - dan beter tot zijn recht komt. Jackie Collins voert ondernemende vrouwen op die streven naar macht, rijkdom en ware liefde, en die aan seks doen omdat ze daar plezier in hebben; Harold Robbins beschrijft alleen vrouwen die de hoer spelen, of als kind verkracht en daarom later nymfomaan zijn geworden. Het aanbrengen van dergelijke nuanceringen in het pulpgenre is belangrijk voor het begrip ervan en ook omdat het verduidelijkt wat voor visie de schrijfster er eigenlijk op na houdt. In een stuk als ‘The Method Rhythm’, een overzicht van de jeugd-subculturen vanaf 1945 tot heden, gebeurt dit helemaal niet, waardoor zo'n stuk, hoe provocerend ook geschreven, voor mij in de lucht blijft hangen. Achtereenvolgens passeren hier de revue: de Teds (‘The behaviour of the champions of the jungle beat was always such that it made the Ku Klux Klan look like closet pinkos’), de James Dean-rage (‘The world of Rebel Without a Cause is a place where child abuse is when Dad refuses to let Junior have the keys to the car’), de Beats (‘Jack Kerouac was incapable of having an ingrown toenail without being seized by a burning desire to tell the rest of the world about it’), de hippies (‘It was Woodstock that most perfectly spotlighted the hypocrisies, helplessness and hapless lethargy of the Hippies’), de punks (‘Punk's major achievement was the abolition of the flared trouser’), de nieuwe romantici (‘The New Romantics' contribution to humanity was boys in frocks, hardly a cause for street parties and celebration’) en de Casuals (‘All the Casuals did was push up the price of sportswear to ridiculous heights’). De inleiding van dit lange essay viel me pas bij herlezing op. Hierin schrijft ze dat wat wij in het Westen gewoonlijk de Derde Wereld noemen in werkelijkheid de echte wereld is, waar echte dingen gebeuren zoals oorlogen, hongersnood en andere rampen. De westerse wereld is niet meer dan één grote speelweide, waarin de bewoners zich met voorbijgaande trends en pleziertjes bezighouden, waar geen doodsangst heerst maar onbehagen en waar speelgoedoorlogjes worden uitgevochten, en de meest in het oog lopende speelt zich af op het strijdtoneel van de generatiekloof. Waarna de chronologische parade der jeugd-subculturen een aanvang neemt. Tja, zo kun je er tegen aankijken. Het stelt natuurlijk allemaal weinig voor, het kinderachtige adolescentenleed en -verzet, en eerlijk is eerlijk, elders op de wereld staan de zaken er heel wat ellendiger voor. Maar als moralistische opmaat om voor eens en altijd met de jeugdcultuur af te rekenen vind ik het een beetje op het niveau van de moeder die haar kind maant z'n bordje leeg te eten met het argument ‘in de oorlog hadden we erom gevochten’. Hetzelfde bezwaar, zij het in iets mindere mate, geldt ook voor het stuk ‘The Disappearing Black’, waarin ze de geschiedenis van de negers in Amerika beschrijft vanaf hun komst met vrachtschepen tot nu. Slavernij, discriminatie, de angst van de blanken voor de seksualiteit van de zwarten en de emancipatiestrijd worden behandeld. Pessimisme en cynisme overheersen wanneer ze de balans opmaakt van wat er bereikt is. De geweldloosheid van Martin Luther King, die er net zulke bizarre ideeën als Gandhi op nahield, was totaal ineffectief; de Black Muslims onderscheidden zich in opvattingen nauwelijks van de ‘Moral Majority’; De Black Panthers maakten de vergissing dat criminelen het slachtoffer van de maatschappij zijn; Bob Marley draaide rond in een stompzinnige poel van kleffe religiositeit en dope. De enige zwarten die de zaak vooruit geholpen hebben, zijn Sydney Poitier (die door Burchill op handen gedragen wordt, omdat hij zijn werk professioneel deed en in staat was de stereotiepen te doorbreken bij een massapubliek) en de Tamla-Motown artiesten uit de jaren zestig (fris, sexy, een nieuwe sound en zeer invloedrijk). De tegenwoordige zwarte activiteiten zoals break-dancing en graffiti vindt ze weer onzinnig en sterren als Michael Jackson, Grace Jones en Prince deugen niet - omdat ze voor Reagan zijn! (Stevie Wonder, The Supremes en al die andere Tamla-Motown zangers waren destijds democraten.) Julie Burchills politieke ideeën rammelen een beetje. Is het zo verwerpelijk als negers republikeins zijn? Waarschijnlijk zijn ze voor Reagan omdat ze dan minder belasting hoeven te betalen. Uit haar politieke stukjes (in Love it or shove it) spreekt een ongemeen fel anti-Amerikanisme. Ze roept Midden-Amerika uit tot het grootste abattoir van de wereld en vergelijkt de bemoeienissen van de Verenigde Staten in El Salvador met de nazi-praktijken. Verder vindt ze het eeuwige gezeur in het Westen over de dissidenten van het Oostblok belachelijk (‘The Russians have actually done the professional whiners of Eastern Europe a very good turn by harassing them, in that if they were not products of satellites of the big bad Bear no one would ever have heard of them, they are so uniformly unremarkable.’) Als ze dan het stukje eindigt met de verzuchting dat er vele redenen zijn waarom ze de straat op zal gaan om de jongens van het Rode Leger met bloemenkransen te omhangen, mocht het ooit zo ver komen (en het is niet ironisch bedoeld), komt de heropvoeding in plaats van gevangenisstraf uit het stukje ‘Soft Cells’ me ineens heel wat minder vrolijk voor. ■ |
|