Leven in de steigers
Het poëziedebuut van Nico Slothouwer
De man en zijn tas door Nico Slothouwer Uitgever: Thomas Rap, 51 p., f 19,50
Marko Fondse
Sommige dichters sluit je meteen in je hart op grond van één vers. Dat was bij mij het geval met de eersteling van Nico Slothouwer: De man en zijn huis. Het opent zijn debuutbundel De man en zijn tas.
De man heeft een huis gevonden.
Het krijgt een ziel. Hij breekt
het dak, geduldig. Hij is een
schepper op een trap, die werkt
aan hogere muren. Hoor hoe hij
spreekt, zorgvuldig, maar niet
veel. ‘Want achter woorden blijft
men niet beschut. Dit bouwen
is goed, het gaat een leven duren.’
Dit gedicht toont heel wat deugden en geen van de gebreken van Slothouwers poëzie. Ieder woord krijgt het volle pond; en dat terwijl woorden, anders dan bij Slauerhoff (Alleen in mijn gedichten kan ik wonen) toch maar tijdelijk beschutting kunnen bieden. Het geheel ademt een mooie ernst, met die paar listig gemaskeerde rijmen. Alleen de titel biedt een vleugje ironie met die verwijzing naar het blad ‘De vrouw en haar huis’, dat vooral aan het lief en bewoonbaar maken van het huis was gewijd.
Het is overigens vrijwel het enige gedicht in de bundel dat van meet af aan aanspreekt en ontroert. Is er ook een programma in te lezen, een grondplan voor de hele bundel, of kan men daarvoor beter terecht bij het titelgedicht, zes pagina's verderop in de bundel?
Zijn tas is van het soort om mee naar school te gaan;
Hij kocht hem laat, de leerplicht al verzaakt.
Hij kocht hem om te worden heengezonden met een ideaal,
dienstwillig diplomaat te zijn van wat hij miste.
Twee duidelijk contrasterende thema's tekenen zich nu al af: bouwen (de wereld bij je inlijven) en van huis gaan, uitgezonden worden (je aan de wereld verliezen, al is het dan in opdracht). Aan beide ligt het verlangen naar zingeving ten grondslag.
Nu ligt het bij Slothouwer allemaal niet zo gemakkelijk als ik hier suggereer. Het zeker lyrisch elan dat in het eerste gedicht het bouwen als een tegelijkertijd nuttige en bezielde actie voorstelt, maakt elders meestal plaats voor een obsessie met de ordening die dat bouwen meebrengt. Dat bouwen is nu puur existentieel geworden, een voortdurend ordenen en herschikken van de gegevens uit het verleden om er de toekomst mee baas te kunnen. Het wemelt in deze bundel dan ook van bouwmaterialen - een poëzie over een leven in de steigers, zo krijg je de indruk.
Eerder genoemde thema's worden overkoepeld door dat van de liefde als een te ordenen en in te passen gegeven. Maar dat gegeven is zo mogelijk nog weerbarstiger. Heel mooi vloeien ze alle drie samen in Met kleine schokjes:
Te leven probeer ik, vorm op vorm,
lief - je maakt me wild en slordig.
Jij, naast jou alleen de dodelijke orde:
met kleine schokjes ouder worden.
Ordening en liefde als elkaar wederzijds bedreigende principes zo uitgedrukt, dat is niet gering. Zulke regels vergeet ik niet snel, zomin als de slotregels met hun onweerstaanbare humor en comiciteit:
Ik wilde opstaan om het huis te ruimen,
maar jij - jij danste op kaBOEM kaBOEM muziek
de kamer door, je juichte om ons beiden,
En wat geeft de Grote Van Dale als eerste betekenis van ruimen? Jawel - in orde brengen, schikken... Dat is heel concies.
Slothouwers zucht om met zo weinig mogelijk woorden toe te komen, werkt ook wel eens een zekere duisterheid of zelfs gewrongenheid in de hand. Maar het hermetische of cryptische lijkt me bij hem geen opgelegd pandoer, de wil om het ervarene eens zo in te kleden dat het voor een ander ontoegankelijk wordt. De onder woorden gebrachte ‘realiteit’ zelf is hermetisch of cryptisch; ieder naar een pointe of oplossing toeschrijven wordt dan vervalsing, het scheppen van een al te doorzichtige illusie. De dichter heeft zich maar te schikken en dat is het beste wat de lezer ook kan doen. Maar dat valt niet mee bij de tiendelige cyclus Ontmoetingen met de verkoper, die mij wat al te veel steigers vertoont, ondanks menige pittige regel. Tegenover die tien staan er zeker tien andere die ik niet graag zou missen. Dat is veel voor een bundel en zeker voor een debuut.
■