Vrijdag diende op het eiland achter te blijven
Kinderboeken in de nazi-tijd
Children's Literature in Hitler's Germany. The Cultural Policy of National Socialism door Christa Kamenetsky Uitgever: Ohio University Press, 359 p.,
Eva E. Abraham-van der Mark
Onder literatuurwetenschappers groeit de belangstelling voor kinderliteratuur. Zo vrolijk als sommige onderwerpen op dit terrein aandoen, zo sinister is het thema dat Christa Kamenetsky heeft gekozen: kinderliteratuur onder het regime van Hitler.
Kamenetsky, die in de Verenigde Staten Engels doceert, werd in Duitsland geboren en bezocht daar de eerste vier klassen van de lagere school. In Children's Literature in Hitler's Germany geeft ze een zorgvuldig en boeiend geschreven verslag van het beleid dat in de periode 1933-1945 werd gevoerd met betrekking tot kinderen jeugdliteratuur.
De censuur overtrof alles wat Duitsland op dit terrein ooit had meegemaakt. Volgens een officiële schatting werd tijdens de boekverbrandingen een derde van het Duitse bibliotheekbezit vernietigd (‘Guttentagsche Sammlung deutscher Reichsgesetze Nr. 225. In Walter Ihde, red., Das Recht der Reichskulturkammer, Berlin, Walter de Gruyter & Co., 1943, p. 256).
Verzet vanuit de onderwijswereld en van de kant van schrijvers en uitgeverijen was er nauwelijks. Erich Kästner vertelde, tijdens een interview in 1977, hoe hij zijn eigen werk in vlammen zag opgaan en zijn woede wilde uitschreeuwen, maar in plaats daarvan zijn veilig in z'n zakken gestoken handen tot vuisten balde. Naast het werk van joodse auteurs werd alle ‘decadent’ geachte literatuur, bijvoorbeeld die welke kosmopolitische of liberale, dan wel religieuze ideeën bevatte, verboden en afgevoerd. Daar tegenover stond een ‘positief’ beleid dat was gericht op het opbouwen van een kinderliteratuur die de normen en waarden van het nationaal socialisme krachtig moest propageren. De slogan ‘Das Buch - Unsere Waffe’ wijst erop dat aan de literatuur een vitale rol werd toegekend in de strijd voor een nieuw nationaal bewustzijn. Alles wat als ‘Völkisch’ werd gedefinieerd was bruikbaar. Bronnen waaruit werd geput waren folklore, de Germaanse en Noordse (van IJsland en Noorwegen) mythen en sagen, sprookjes, streekromans en historische romans. Hierin werd gezocht naar de waarden van bloed en bodem, eer en trouw, opofferingsgezindheid, arbeidszin en lotsverbondenheid. Veel aandacht was er voor de Germaanse ‘voorouders’, eenvoudige maar strijdbare landslieden, levend in de besloten ‘Gemeinschaft’ en geworteld in het Germaanse landschap, dat mysterieuze krachten bezat. In Deutsche Schrifte schreef Lagarde: ‘Het oude Duitsland bestaat nog (...) achter de ploeg en in het woud, bij het aambeeld van de eenzame hoefsmid, dáár zullen we het vinden. Het zal het koren doen groeien op onze akkers en het zal ons helpen om onze veldslagen te winnen.’
Samen met de voorouders vormden personages uit de sprookjes van de gebroeders Grimm (Vrouw Holle, Assepoester, Slimme Hans), helden uit de Edda, de goden Odin, Thor, Balder en tal van anderen, een bonte rij van figuren aan wie eigenschappen werden toegeschreven die men bij de jongste generatie wilde aankweken: fysieke moed en uithoudingsvermogen, absolute gehoorzaamheid en dienstbaarheid, totale opofferingsgezindheid van het individu aan de grotere eenheid, het volk, de natie. ‘Du bist nichts, dein Volk ist alles,’ luidde één van de leuzen die kinderen moesten aanhoren.
Kunst als doel op zichzelf werd totaal van de hand gewezen en evenmin hadden de beleidsvoerders intellectuele vorming, vermaak of ontplooiing van het kind voor ogen. Alles was gericht op de indoctrinatie van de nationaal-socialistische ideologie en de beheersing van het individu binnen de Staat.
Het ging om veel meer dan het propageren van bepaalde ideeën en het verbieden van andere, het regime dicteerde wat men diende te denken en te voelen. Doel was het programmeren van het intellectuele en emotionele leven van mensen, die zouden leven in een kunstmatig gevormde wereld waarbinnen geen andere waarden en normen bestonden dan die van de machthebbers. ‘Ein Volk, ein Reich, ein Führer’ was het ideaal. Maar terwijl het begrip volk tijdens de romantiek was opgevat als een uit verscheidenheid opgebouwde eenheid, was het in de nazi-ideologie een uniform geheel waarbinnen geen enkele afwijkende mening of levensstijl getolereerd werd.