Pariteit
Centraal in het bock staat de technologische imperatief als motor achter de bewapeningswedloop. Hiermee bedoelt het SIPRI dat de technologische ontwikkeling anticipeert op de toekomstige militaire behoeften: eerst komen de stadia van de research en het ontwerp van een nieuw wapensysteem, pas daarna volgt de rationalisatie voor de produktie ervan. In de als onvermijdelijk geziene maatregelen van de rivaal tegen de eerder ontwikkelde eigen systemen wordt dan gemakkelijk een post hoc rationalisatie gevonden voor het genomen moderniseringsbesluit. De onderhandelaars in Genève hebben zich volgens het SIPRI tot op heden onvoldoende rekenschap gegeven van de implicaties van de snelle technologische ontwikkeling. Ze richten zich op de wapens van het verleden in plaats van op de technologieën van de toekomst. Het tellen van aantallen kernkoppen heeft volgens het SIPRI geen enkele zin, omdat deze niet meer dan een nevenprodukt van de technologische ontwikkeling zijn. Een ander bezwaar tegen de numbers game van de supermachten is dat de eis van gelijke aantallen kernkoppen aan beide zijden, ofwel pariteit, niet op militaire maar op politieke overwegingen berust. Vanuit militair oogpunt is gelijkwaardigheid van de wapensystemen afdoende voor een effectieve afschrikking. De recente technologische ontwikkelingen herbergen veel fundamenteler gevaren die het evenwicht kunnen destabiliseren, namelijk de verhoogde doelaccuratesse van de nieuwste kernwapens als de SS-20 en de Pershing-2 en het opstellen van deze wapens in vooruitgeschoven posities, bijvoorbeeld in Tsjechoslowakije en de Bondsrepubliek Duitsland.
Reagan en Gorbatsjov, Genève 1985
Het SIPRI verabsoluteert echter de rol van de technologie in de bewapeningswedloop, met als gevolg dat de politiek er in het boek bekaaid van afkomt. De technologische imperatief wordt afgeschilderd als een autonome factor, terwijl in feite politieke besluiten een belangrijk aandeel kunnen hebben in het afnemen, uitputtend gebruik maken of sturen van wapentechnologische mogelijkheden. President Reagans Strategic Defense Initiative en het Eureka-project kunnen in dit verband gelden als voorbeelden van de stimulerende en sturende rol van de politiek. Verder zegt het SIPRI niets over de dreigingsperceptie die als politieke factor het bewapeningsproces mede in stand houdt.
Een nucleaire confrontatie tussen Oost en West begint volgens het SIPRI in de ruimte. Gezien de essentiële rol van satellieten in het oorlogsmanagement wordt algemeen aangenomen dat deze als doelen in een toekomstige oorlog de hoogste prioriteit zullen krijgen. De mogelijkheid tot vernietiging van de vijandelijke commando-, controle- en communicatiestructuur (in militair jargon: C3) is een aspect van Star Wars dat een enorme destabiliserende werking heeft, omdat hierdoor een zogenaamde war-fighting-capability binnen bereik komt. SDI als moreel hoogstaand alternatief voor de dreiging van een wederzijds verzekerde vernietiging is volgens het SIPRI weliswaar aantrekkelijk, maar een sprookje. Als de Verenigde Staten er op lange termijn in slagen om een effectief strategisch defensiesysteem van de grond te krijgen, dan is het niet plausibel dat de Sovjetunie hierop zal reageren met een reductie van haar offensieve wapensystemen. Verder geeft het te denken dat SDI is gepresenteerd in het kader van een grootscheeps offensief defensieprogramma - de militaire uitgaven van de Verenigde Staten zijn sinds 1980 met bijna 40 procent gestegen. Voor de Sovjet-leiding moet dit welhaast lijken op een poging tot het verkrijgen van een nucleair overwicht.