Kleurrijke geharde kaders
Nu ben ik al jarenlang geïnteresseerd in de geschiedenis van die kleine communistische partij in Nederland. Welke groep telde zoveel kleurrijke geharde kaders en kunstenaars? We komen er bij Gortzak heel wat tegen. Acties en stakingen ook. Het Jordaanoproer, rumoer in de Amsterdamse gemeenteraad, het verzet, concentratiekamp, opgang en neergang na de oorlog.
Gortzaks herinneringen stelden me teleur. Het staat er allemaal in en toch had ik het gevoel het allemaal al eens van anderen gehoord of gelezen te hebben. Er is geen diepgang. Het komt omdat Gortzak niet kan schrijven. Hij diept geen personen uit. Hij beschrijft ze in al zijn eerlijkheid maar voegt net niet dat kleine beetje toe waardoor iemand ook voor een buitenstaander gaat leven. Ik zal twee voorbeelden geven. Henk Gortzak had een broer Dirk die ook communist was. Die Dirk wordt een paar keer genoemd maar komt niet uit de verf. Zijn eigen broer! En dan Gerben Wagenaar, voorman in het verzet en na de oorlog voorzitter van de CPN en met Gortzak in het grote naoorlogse conflict van de CPN een van de ‘Engelse agenten’ die nooit had gedeugd. Over Wagenaar echter niets dat we al niet wisten. Geen enkel klein intiem binnenhuiskamerkijkje. Gerben kennend zal hij daar wel blij mee zijn. Voor een boek is echter meer nodig.
Gortzaks boek is vooral geschikt voor wie er nog niks van weet. Een enkele toevoeging geeft hij wel. Niet helaas over de partijbestuursvergaderingen. Hoe ging het daar precies toe? Had De Groot altijd het laatste en het hoogste woord? Nee, Gortzak vertelt iets over het stalinisme binnen de CPN. Hij maakt in 1954 een vakantietripje naar de DDR. Het partijsecretariaat had hem gevraagd of hij er bezwaar tegen had als een actieve Amsterdamse kameraad met vrouw en kind met hem meereisde. ‘Natuurlijk had ik dat niet.’ Wat blijkt na afloop? Die kameraad is niets minder dan een spion die verslag moet uitbrengen bij Gortzaks eigen partijleiding hoe Gortzak zich in de DDR heeft gedragen. Had hij wellicht kritische opmerkingen gemaakt? De kameraad had na de reis aan Annie van Ommeren-Averink verslag moeten uitbrengen. Annie en Henk beiden lid van hetzelfde partijbestuur. En dat terwijl Henk en Annie elkaar al sinds 1930 kenden. Er bleek, als Gortzak dat boos navraagt, een partijcontrolecommissie te zijn. Annie verzorgde het contact tussen het partijsecretariaat (De Groot dus) en de commissie. Enzovoort.
Van al dat gecontroleer wordt Gortzak in 1954 woedend. Als ze wat willen weten kunnen ze het hem toch op de man af vragen? Een jaar later krijgt Gortzak opnieuw een vakantiereisje aangeboden. Ditmaal naar Polen. Heeft Gortzak er bezwaar tegen dat zijn zwager hem en zijn vrouw ditmaal zal vergezellen? Gortzak schrijft zelf dat hij er geen enkel bezwaar tegen had en aan die vakantie bewaart hij alleen nog maar prettige herinneringen. Tja. Al geeft Gortzak niet genoeg, al gaat hij niet diep genoeg - eerlijk is hij wel. Hij heeft het over zijn medeverantwoordelijkheid voor mensen die geestelijk kapot zijn gemaakt. Want ook vóór zijn eigen royement werden mensen naar de mestvaalt van de arbeidersbeweging verwezen. In de tijd dus dat Gortzak partijbestuurder was en gruwelijke verklaringen meeondertekende. Hoop zonder illusies, heet zijn boek en dat vind ik een nette titel van een man die aan de goede kant staat maar van een verkeerde club lid was.
Ik heb het niet meer nagelezen (Hoop zonder illusies heeft ook geen personenregister) maar Anton Constandse zal bij Gortzak zeker voorkomen. Waarschijnlijk als iemand waar je respect voor had maar het niet mee eens was. Natuurlijk niet, want Constandse was en bleef anarchist. Tenminste tot aan de Spaanse burgeroorlog. Tot dan was de journalist uit Brouwershaven tegen iedere staatsbemoeiing geweest. Door de Spaanse burgeroorlog vond hij dat het ging voor of tegen het fascisme. ‘Ik kon in 1939 niet meer geloven aan vrede, niet aan revolutie, niet aan een algemene werkstaking die de oorlog zou verhinderen.’ Het citaat zou verder moeten gaan maar wie in Anton Constandse geïnteresseerd is, moet zelf maar dat 149 pagina's tellende boekje De bron waaruit ik gedronken heb lezen. Geen echte memoires. Constandse die in 1985 overleed had enkele autiobiografische artikelen geschreven en die zijn nu door Laurens van Krevelen keurig gebundeld. Bij Constandse deed de idee er toe, persoonlijke omstandigheden weinig of niets. Ik vind dat jammer want een mens leeft ook niet bij theorie en spreekbeurten alleen. Constandse was een veelzijdig mens en alleen het hoofdstukje Contact met de kunst laat al oneindig veel meer aspecten zien dan die eeuwige lonen en prijzen. ‘Ik herinner me,’ schreef Constandse over zijn aanraking met de dadaïsten, ‘dat een dia met een zwarte vlek evenveel waarde kreeg toegewezen als de onbevlekte maagd op een ingelijst doek.’
Bij Constandse komt Cornelissen niet voor in het register. Dat zal wel zijn omdat Constandse alle vakbonden afwees en Cornelissen (Christiaan) wél voor revolutionaire bonden was. Voor dat soort fijnmazige verschillen moet men de geschriften maar zelf raadplegen. Wat al die anarchisten gemeen hadden was een verduiveld hartgrondige afkeer van de staat en van regelingen van bovenaf.