Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Carel PeetersChristopher Isherwood mocht zich graag iemands ‘discipel’ noemen. In die geest spreekt hij al over Homer Lane, een psycholoog waar W.H. Auden nogal van onder de indruk was aan het einde van de jaren twintig. In Berlijn had Auden een patiënt en leerling van Lane ontmoet, John Layard, en van hem kwam de informatie dat er volgens Homer Lane maar één zonde bestond: ‘ongehoorzaamheid aan de innerlijke wet van je eigen natuur.’ ‘Life-shaking words!’ waren dat voor Christopher Isherwood, die ze onmiddellijk in praktijk bracht vanaf het moment dat hij Berlijn in het vizier kreeg. Zijn homoseksualiteit en alles wat daarmee samenhing kon hij vanaf dat moment openlijk belijden. Zijn leven lang is Isherwood ook een discipel geweest van E.M. Forster, de schrijver van Passage to India. Over diens werk hoort men hem weinig, maar Forsters persoon is hem altijd een lichtend voorbeeld geweest. Forster verving zijn vader, die overleed toen Isherwood elf jaar was. Forster was veel ouder, was homoseksueeel en had een vaderlijke sympathie voor Isherwood, zodat al diens escapades een begrijpend oor vonden. Isherwood cultiveerde allerlei soorten discipelschap. Op zijn jacht naar ‘civil monsters’ in Berlijn zocht hij naar mensen die hem konden inwijden in de donkere kanten van het leven. Sally Bowles, Mr Norris, de Nowaks en de Landauers in Goodbye to Berlin leren hem kanten van het leven zien waar hij alleen maar een vermoeden van had. De grotesk onbetrouwbare en mysterieuze Mr Norris krijgt in het licht van lsherwoods latere werk een allegorische allure: de naïeve Christopher (William Bradshaw in de roman) wordt door hem ingewijd in het leven als theater. Een heel ander soort leermeester is Berthold Viertel, de regisseur met wie Isherwood een scenario schreef en later de roman Prater Violet. Door Viertel werd hij ingewijd in de wereld van de film. Veel dieper ging zijn verhouding met de Swami Prabhavananda die hij in Amerika leerde kennen en die hem de levensfilosofie van het Hindoeïsme bijbracht. | |
OerscèneDit altijd zelfverklaarde discipelschap behoorde tot lsherwoods ontwapenende persoonlijkheid. Toch was deze zelfverkleining allerminst argeloos. Men moet bij Isherwood altijd rekening houden met enige humor. De verkleining van zichzelf tot liscipel diende een tactisch doel: deze ironie relativeerde zijn afhankelijkheid, maar de lessen nam hij niet minder serieus. Hij wilde enerzijds wel degelijk weten hoe het leven geleefd moest worden, anderzijds was zijn zelfkennis zo enorm dat zoveel ernst niet vol te houden was. Met zijn eerste roman All the Conspirators (1926) vertrekt hij uit zijn milieu en vanaf dat moment raakt hij in de wildernis van het leven. Het feit dat hij homoseksueel was betekende dat hij grotendeels opnieuw moest beginnen want er was weinig in de wereld dat daarop aansloot. Hij werd een gewillig discipel van het leven zelf en liet zich in Berlijn, en alle andere plaatsen die hij als ‘place-snob’ opzocht, vollopen. Dat hij ‘als een camera’ zijn ogen de kost gaf is een legende: hij bedoelde slechts dat hij als een camera niet tegelijk alles kon zien. Voor de rest bestaat er nauwelijks een schrijver die minder registreert dan Isherwood, zoals zijn eigen herschrijving van zijn leven in Berlijn en de rest van de jaren dertig in Christopher and his Kind bewijst. Niet alleen liet hij uit zijn Berlin-stories het feit weg dat hij een groot aantal homoseksuele avonturen beleefde, maar ook wekte hij helemaal niet de indruk dat het Berlijn waarin hij verbleef in werkelijkheid vooral vervelend was. William Bradshaw in Mr Norris Changes Trains is in de roman slechts de naïeve ‘fellow-criminal’ van Mr Norris, in werkelijkheid waren zij ‘fellow-criminals’ als homoseksuelen. De ‘oerscène’ van lsherwoods discipelschap wordt beschreven in zijn autobiografie Lions and Shadows die de tijd beschrijft tot het eind van de jaren dertig (1938). Christopher gaat na zijn eindexamen (1922) op vakantie naar de Franse Alpen, een idee van zijn leraar Mr Holmes, die hen ook begeleidt. In Rouen voegt zijn vriend Chalmers (in werkelijkheid Edward Upward) zich bij hen. Hij is het die Christopher ‘in bits of sentences and with silent ambiguous gestures’ vertelt van zijn ontdekking van Les Fleurs du Mal. Dit is precies de manier om bij Christopher iets wakker te roepen: als het maar geheimzinnig en veelbelovend is (‘His surpressed excitement set me, as always, instantly on fire.’) Ze komen die dag laat thuis van een wandeltocht en hij moet rennen naar een boekhandel om nog een exemplaar van Baudelaires boek te kunnen bemachtigen. ‘Without it, that night, I should not have slept a wink.’ Dit zal zich in talloze variaties herhalen: lsherwoods erotische, literaire en politieke enthousiasme ontstond waar het onbekende met het veelbelovende samenviel. De beschrijving van deze oerscène is komisch en openhartig. Die openhartigheid was mogelijk omdat hij zichzelf als een romanpersonage probeerde te zien. In het geval van Isherwood ziet men dan kennelijk veel meer van zichzelf. Isherwood zag zichzelf en de wereld om hem heen altijd in een ‘novelistic way’, waardoor hij er wel en niet bijhoorde. Zijn discipelschap was voor een deel een ‘rol’, zijn schrijverschap was een rol, zijn beroemdheid was een rol. Toen hij in 1938 samen met Auden een reis maakte naar het in oorlog verkerende China dosten ze zich nadrukkelijk uit als oorlogscorrespondenten. Toen hij in Hollywood in het gezelschap van Swami Prabhavananda verkeerde was hij zich scherp bewust ‘the exotic game’ te spelen. Isherwood ging naar Amerika omdat zijn rol in Engeland was uitgespeeld: literair, maar vooral politiek was hij teleurgesteld. De flirt van Auden, Isherwood en Spender met het communisme was serieus geweest, maar strandde op de politieke werkelijkheid. In Amerika zocht Isherwood ‘a new self, an American one.’ | |
Nieuw zelfDat men zichzelf een ‘nieuw zelf’ kan aanmeten is een gewaagde veronderstelling, maar voor Isherwood niet: hij zag in veel iets theatraals. Sterker nog: voor Isherwood is een zekere theatraliteit het bewijs voor iemands authenticiteit. In Hollywood ziet hij zijn vriend Gerard Heard terug, iemand die hij een ‘hyperintellectual’ noemt en die hij kende als een werelds intellectueel in Engeland. Heard vertelt hem over het Hindoeïsme en de Swami Prabhavananda. Deze verandering van Heard geeft Isherwood natuurlijk te denken. Heard was een ‘toneelspeler’ die zich nu een Christusbaard had aangemeten en in vodden liep. Maar juist dat maakte dat Isherwood in hem geloofde: ‘I believed in him because he was theatrical’ schrijft hij in My Guru and his Disciple. Hij zou minder in Heard geloofd hebben als die zich gedragen had als een ernstig en onfeilbaar orakel. Deze theatrale kant is geen onbelangrijk aspect aan lsherwoods waardering voor mensen, met name als het gaat om vrienden. Zodra zijn romanpersonages of vrienden een wonderlijke ernst tentoonspreiden worden ze voor Isherwood innemend. Dat is al het geval met Sally Bowles, die vraagt waarom hij toch steeds tegenover haar zit te lachen. Hij zegt dan: ‘People I like often make me want to laugh at them.’ De manier waarop hij zijn vriend Auden zag lijkt daar erg op: ‘I found him a comic figure in many respects; and when we talked about our work, it was really a sort of clowning.’ Berthold Viertel beschouwde hij als ‘an old clown... tragi-comic, like all clowns, when you see them resting backstage after the show.’ Zelfs de meest serieuze van de drie vrienden (Auden, Isherwood, Spender) ziet hij (in een recensie van Spenders autobiografie World Within World) als ‘an essential comic character’. | |
OntstegenIsherwoods gevoel voor de wonderlijke ernst van anderen en hemzelf maakte hem zo genietbaar. Zijn romanpersonages gaan er door leven. Door ze enigszins theatraal te maken zijn ze nooit onsympathiek, ook al zijn ze zo verdorven als Mr Norris. Isherwood bezag ze dan ook van een iets hoger standpunt dan men gewend is: in het licht van de eeuwigheid, waarin de wereld op een podium lijkt. De laatste jaren, vooral na de publicatie van My Guru and his Disciple, kon Isherwood een wat ontstegen indruk maken. Zijn ‘geloof’ in de filosofie van het Hindoeïsme zorgde ervoor dat hij alles nog drastischer ging relativeren dan voorheen. Zijn aardigheid werd grenzeloos (‘I am all nicey-nice on the surface’) want hij had het geheim van het Hindoeïsme in zijn borst. My Guru and his Disciple is het enige boek over een Swami dat ik heb uitgelezen, maar het overtuigde mij niet in het minst van de noodzaak om die ‘lange weg’ naar het licht te gaan en ik hoefde me alleen maar voor te stellen dat Isherwood devoot knielend zijn ‘mantra’ opzegt om het allemaal ongeloofwaardig te vinden. Hier moeten we te maken hebben met Isherwoods ‘wonderlijke ernst’. Toch is zijn ernst volgens mij substantiëler in zijn romans A Single Man, The Memorial, Down there on a Visit, en The World in the Evening. A meeting by the River onderscheidt zich van deze romans omdat het over twee broers gaat waarvan de een zich heeft teruggetrokken in een Hindoeklooster. De psychologie van de roman is interessant tot het moment waarop het geloof van Oliver aan de orde komt, dan tast men weer in het duister. Hoe onvermijdelijk en waardevol het Hindoeïsme voor Isherwood zelf ook is geweest, literair werpt het een barrière op. In zijn recensie over Spenders World within World (opgenomen in Exhumations) citeert Isherwood een uitspraak van een vriend over Spender: ‘The wonderful thing about Stephen is that he's the right kind of idiot.’ Isherwood heeft dat niet voor niets zo goed onthouden, want het slaat natuurlijk evenzeer op hemzelf. ■ |
|