De Meester is niet dood, Hij leeft!
De geschiedenis van de Multatuli-manie
De Multatulianen. 125 jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde door Atte Jongstra Uitgever: Joost Nijsen, 263 p., f49,90
Gedichten door Multatuli, verzameld en ingeleid door Sander Blom Uitgever: Bert Bakker, 135 p., f34,90
Jan Fontijn
Er bestaat een boekje van een van de vele vriendinnen van Multatuli. Het heet Uit Multatuli's leven en is geschreven door Marie Anderson. Ze vertelt daarin dat Multatuli een kring van jonge meisjes om zich heen wilde verzamelen die hem moesten helpen bij de revolutionaire verovering van de wereld. Hij zei tegen haar: ‘Jezus begon met visschers, ik vang met meisjes aan.’ Ironie? Niet helemaal, denk ik.
Multatuli is zijn gehele leven gefascineerd geweest door de figuur van Jezus. In momenten van romantische vervoering, bijvoorbeeld op het einde van de Max Havelaar, verheft hij zich tot redder en martelaar van de mensheid, kortom tot Jezus. In een lang gedicht ‘Kruisspook’ uit de Minnebrieven beschrijft Multatuli het publiek dat achter een veroordeelde loopt, die zijn kruis naar Golgotha sleept. De naam van Jezus wordt niet genoemd in het gedicht. Het lijdt geen twijfel dat Multatuli (een naam, die ‘ik heb veel geleden’ betekent) bij die veroordeelde zichzelf op het oog had.
Taalgebruik, ideeën, gedrag zijn soms direct geïnspireerd door Jezus. Nu was Multatuli in die tijd niet de enige. Messianisme was een veel voorkomend verschijnsel in de romantiek van de negentiende eeuw. Mickiewicz ging het Poolse volk voor als een Christus, Victor Hugo wees zichzelf een Messiasrol toe; het Franse volk was in zijn ogen het uitverkoren volk. In zijn extatische buien voelde hij zichzelf op gelijk niveau met Mozes, Zarathoestra, Jesaja, Johannes de Doper, ja zelfs Jezus. De navolging van Christus zit in de lucht. Voor velen, Multatuli niet uitgezonderd, had Christus zijn goddelijkheid verloren, maar zijn morele genialiteit had hij behouden.
Maar wat hadden de christenen met het voorbeeld van Christus gedaan! Jezus is volgens Multatuli slachtoffer van een drievoudige kruisiging: door de joden, door de levensbeschrijvers en door de christenen. Je moet Christus niet verantwoordelijk stellen voor wat zijn volgelingen in zijn naam hebben gedaan en misdaan. ‘Wat hebt gij van de wereld gemaakt, o christenen?’ roept hij retorisch in een van zijn ideeën.
Met de volgelingen van de negentiende-eeuwse Jezus, Multatuli geheten, is het niet beter gesteld. Lees daarvoor maar De Multatulianen. 125 jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde, samengesteld door Atte Jongstra. Het is in vele opzichten een onthullend boek, vol benepen sektarisme, kleinzieligheid, fanatisme en domheid van de multatulianen. Dat de nadruk in het boek op die negatieve kanten van de volgelingen valt heeft te maken met het uitgangspunt van Jongstra. Zijn boek is absoluut niet een verantwoorde studie van het multatulianisme en de wijze waarop Multatuli door zijn lezers ontvangen werd en hoe zijn boeken doorwerkten in literatuur en maatschappij. Geen bestudering in Jongstra's boek hoe aanvankelijk vooral arbeiders en onderwijzers en beoefenaren van de literatuurstudie Multatuli lazen, hoewel de inleiding dat aanvankelijk doet vermoeden. Hier vooral de karikaturale kant van de Multatulianen, die niet zozeer aan een mania religiosa alswel aan een mania Multatuliana lijden. Die Multatuli-gekte toont treffende overeenkomsten met de gekte van mensen die achter geestelijke leiders als Tolstoj, Wagner, Van Eeden, Bhagwan, Jezus, Mohammed of Sartre aanlopen. Wat is nu karakteristiek voor ‘gelovigen’, voor volgelingen?
1. Men vormt een kring en zoekt elkaar op om over de Meester te spreken. Die kring is aanvankelijk klein; men kan de illusie hebben nog tot de uitverkorenen te behoren. Men kauwt en herkauwt de woorden van de Meester, soms is een enkel citaat, een enkel idee al voldoende om een hele avond te vullen. Of voldoende voor een wetenschappelijk artikel.
2. Die kring of dat genootschap heeft aanvankelijk het idee erg goed werk te doen. De Meester is immers verguisd tijdens zijn leven. Zijn woorden zijn slecht begrepen, de Meester heeft geleden, veel geleden.
3. Men kan de Meester tijdens het leven helpen door geestelijke en niet te vergeten materiële steun. Vooral over dat laatste behoefde Multatuli niet te klagen. Evenals Bhagwan wist hij zijn volgelingen te activeren om steunfondsen op te richten of inzamelingen te houden. En evenals bij Bhagwan komt daar ruzie over of iemand gaat er met de kas vandoor.
4. De kring van vereerders heeft de neiging om de Meester op te hemelen, zijn daden te idealiseren. Bepaalde feiten uit het leven van de Meester worden gewoon genegeerd. Het huiselijk leven van Multatuli en de lotgevallen van zijn gezin worden, aldus Van Deyssel in tirade tegen de Multatulianen, tot onderwerp gekozen van vrome overwegingen, zoals de orthodoxe christenen het familieleven van Jozef, Maria en Jezus overdenken. Er wordt binnen de kring onderscheid gemaakt tussen degenen, die de Meester zelf nog gekend hebben of bezocht hebben door onder andere een bedevaart te maken naar zijn verblijfplaats in Duitsland en degenen die hem alleen uit zijn geschriften kennen. Wie heeft als de geliefde apostel aan de borst van de Meester mogen rusten? Multatuli is vaak orakel. ‘Meester! Ik ken U niet anders dan uit Uwe werken! Wilt ge mij antwoorden of mijn opvattingen juist zijn dan niet?’ schrijft een van de multatulianen van het eerste uur.
5. O wee degenen die de reputatie van de Meester durven te bezoedelen en meedoen aan de roddelcampagne! De multatulianen steken veel energie in de verkettering van hun tegenstanders. Maar nog meer spannen zij zich in om de Meester heilig te verklaren. Na de dood verzamelt men liturgische voorwerpen: de globe, de pendule, de schaakstenen, het bureau, de belletrekker, de sofa van de Meester. En niet te vergeten de urn met de as van de crematie. Is het verbazingwekkend dat Multatuli, deze tweede Jezus, na zijn dood enige malen weer verschenen is? Hij mag dan wel dood zijn maar op spiritistische seances is zijn stem regelmatig te horen. Op een van die seances vertelt Multatuli over zijn eigen crematie, een ooggetuigenverslag zonder weerga, zijn eigen crematie. Vlak voor hij in de oven verdwijnt, realiseert de geest van Multatuli zich dat hij het lichaam nog niet is ontstegen: ‘O, ik kan mij die verschrikkelijke oogenblikken niet juist meer voor den geest brengen! Radeloos van angst, in de onmogelijkheid om te doen blijken, dat mijne ziel nog niet los was van 't lichaam, kwam ik in den gloed. Was ik dan slechts schijndood?’ (...) ‘Zal ik dan nimmer mijn bewustzijn verliezen, zoo dacht ik; want hoewel ik geen pijn bespeurde, was het mij toch, als voelde ik, als zag ik, dat het lichaam in walgelijken walmenden damp opgelost werd, maar IK bleef leven; ik betastte mij; mijne ledematen, hoewel de stof verteerde, bleven één geheel uitmaken; zou er dan uit het oude een nieuw lichaam voortgekomen zijn?’
De Multatuli-herdenkers van 1920, zoals gebruikelijk door de critici voorgesteld als Droogstoppels en Slijmeringen
Spotprent in ‘De Amsterdammer’, 1913, naar aanleiding van een reeks artikelen van anti-Multatuliaan Jhr. W.H.W. de Kock in ‘De Tijdspiegel’.
Het kan bijna niet anders, maar er verschijnen ook pseudo-Multatuli's, zoals er zo vaak ook pseudo-Christussen geweest zijn. In 1920 wordt een jongeman aangewezen als de reïncarnatie van Multatuli en eerder al is er iemand, die zich de ‘Echo-Multatuli’ noemde. In 1947 weet een Luthers diakones aan te tonen met ingenieuze berekeningen dat de wereldgeschiedenis, op te vatten als een kosmisch tijdsverloop met een onverbrekelijke wetmatigheid, met grote wetmatigheid draait om de levens van Multatuli en Jezus.