Ondeugden
De nieuwe roman van Walser heet Brandung. Hoofdpersoon is Helmut Halm; misschien kent de lezer hem nog uit de novelle Ein fliehendes Pferd, die ook in het Nederlands is vertaald. Halm is vijfenvijftig jaar, leraar van beroep en getrouwd met ene Sabine. Dat huwelijk heeft, zoals zo vaak bij Walser, sterk antagonistische trekken. Wordt de een geplaagd door een weggooimanie, dan specialiseert de ander zich gegarandeerd in het verzamelen van alles wat los en vast zit. Man en vrouw zijn, als biceps en triceps, van elkaar afhankelijk. Hun huwelijk is gebaseerd op de verknochtheid aan elkaars ondeugden. Zonder die ondeugden hebben ze geen leven. Maar met die ondeugden nog minder. Dus fantaseert met name Halm voortdurend over omstandigheden waarin het anders is en hij voor het oog van zijn vrienden en collega's, die tegelijk zijn grootste vijanden zijn, triomf na triomf viert. Maar als die omstandigheden zich onverhoopt werkelijk aandienen, is hij niet in staat ervan te profiteren. Of hij durft niet, óf de hele zaak loopt uit op een deceptie. Eenmaal zonder verdere vooruitzichten probeert hij zich wijs te maken dat zijn bestaan het best denkbare is. Maar dat doet hij zo evident tegen beter weten in dat de onvrede telkens opnieuw de kop opsteekt en nieuwe illusies uitlokt.
Op de eerste pagina van Brandung krijgt Halm een telefoontje uit Amerika: een vroegere schoolkameraad nodigt hem uit om als gastdocent aan de Washington University Oakland (Californië) een conversatiecursus Duits te komen geven. Dat is een niet meer voor mogelijk gehouden kans om, althans tijdelijk, te ontsnappen aan de gehate schoolroutine. Het verblijf in Amerika belooft het karakter van een verjongingskuur te krijgen.
Typerend voor Walsers werkwijze is het dat hij deze verhaallijn onmiddellijk koppelt aan een andere verhaallijn die met die eerste zo drastisch mogelijk constrasteert. Toen de telefoon ging dacht Halm namelijk eerst dat er iemand aan de lijn was voor zijn vrouw, die al enige tijd zat te wachten op een bericht uit het ziekenhuis waarin haar de uitslag werd medegedeeld van het kankeronderzoek dat haar zwaar zieke moeder had ondergaan. De geobsedeerdheid door de dood bij de een en die door het uitzicht op een eindelijk weer eens bruisend leven bij de ander plaatst Walser hier, en vervolgens telkens opnieuw in allerlei subtiele varianten, scherp naast elkaar, zonder dat er een (vertel)instantie is die die extreem contrasterende obsessies via commentaar of anderszins met elkaar ‘verzoent’. Dat leidt vaak tot de absurdste en pijnlijkste botsingen van gedachten. In het raffinement waarmee hij die botsingen arrangeert, schuilt een belangrijk deel van Walsers technische meesterschap.
Het verblijf van Halm met vrouw en dochter in Amerika verloopt zoals te verwachten was: in het beloofde land is het ook niet alles. Halms grimmige geestdrift krijgt de eerste knauw als hij zijn wedergeboorte wil bevestigen via een koene ren door de branding van de oceaan. Hij heeft de kracht van de golven onderschat en wordt als een stuk wrakhout teruggeworpen op het strand. Wat zijn initiatie in het nieuwe leven had moeten worden, verandert in een voorproefje van de dood, dat nadien als hallucinerend doodsbeeld door zijn hoofd blijft spoken.
Op de vlucht daarvoor (en voor de nodige andere doodsbeelden en -berichten) probeert Halm krampachtig verliefd te worden op een van de meisjes die hij conversatieles geeft. Natuurlijk weet hij zelf ook wel dat een afschuwelijker cliché dan dat van de idylle tussen leraar en leerling niet denkbaar is, zodat schaamte en camouflagebehoefte zijn regeneratieverlangen van meet af aan dwarsbomen. Als blijkt dat hij niet eens in staat is om aan dat idyllische cliché te beantwoorden, nemen zijn verlangens de vorm aan van regelrechte moordfantasieën. Dat het betreffende meisje uiteindelijk inderdaad om het leven komt is - ook al gezien de nodige verwijzingen naar Schuberts Der Tod und das Mädchen - geen verrassing, de manier waarop was dat voor mij wel.