Verbaal valsspelen
Ten Braven
Veel mooier dan het onbaatzuchtige interview met Henk Vredeling in de Haagse Post vond ik de omslag van dat nummer. Er stond een kersttekening op van Frank Dam, die waarachtig kans had gezien een nieuwe variant aan dit schijnbaar uitgeputte genre toe te voegen. Je zag een grote bronzen klok in een klokkestoel, luid naar links beierend, terwijl aan de rechterkant een glanzende rode kerstboombal als klepel tegen de wand slaat waardoor de klok aan scherven springt.
Er zit iets schitterend paradoxaals in een demonstratie ad oculos van wat zo flagrant in strijd is met onze ervaringswerkelijkheid. Niets onvergankelijker dan zo'n bronzen torenklok en niets brozer dan zo'n glazen kerstboombal; en toch toont de tekening haarscherp hoe de laatste zich als een kanonskogel door de klokwand boort.
Er schuilt blijkbaar een geheim plezier in het kijken naar iets waarvan je tegelijkertijd weet dat het niet kan bestaan; waarschijnlijk is de foto-realistische tekenstijl van Frank Dam een voorwaarde voor dat genoegen; ook de fascinerende tekeningen van Escher waar je kubussen of bouwwerken krijgt voorgeschoteld die niet kunnen bestaan, hebben immers datzelfde net-echt effect. Als ze esthetischer waren getekend, zouden ze het waarschijnlijk niet zo goed doen.
Een enkele keer vertegenwoordigt een werkelijk bestaand voorwerp een vergelijkbare amusementswaarde. Zo bezat ik vroeger een aan kitsch grenzende driearmige kandelaar waarvan de kaarsenhouders geschraagd werden door recht omhoogstaande kettingen uit een stuk of vijf schakels die uiteraard stiekem in die stand waren gelast. Ik ben het ding bij een verhuizing kwijtgeraakt, wat niet hinderde want het was foeilelijk - maar toch werkte het intrigerend op iedereen die het zag: men ging er tenminste altijd even aan voelen hoe het zát.
Twee vragen houden me sinds dat HP-kerstnummer bezig: waarvandaan stamt die lol en heb je die in de letteren ook? Ik vermoed dat een zo grijpbare én overtuigende inbreuk op de bekende werkelijkheid ons de voldoening geeft van een zekere bevrijding: eindelijk kunnen we eens aan de tirannieke natuurwetten ontsnappen, al weten we dat het maar spel is. Kennelijk is het voor een cultuurmens, aan handen en voeten gebonden door regels en normen, heerlijk eens uit de band van logica en wetmatigheid te kunnen springen.
In de literatuur, die van woorden wordt gemaakt, is het in zekere zin te gemakkelijk om een ongerijmd beeld van de werkelijkheid op te roepen. Het Escher-effect van een overtuigend aangeboden onbestaanbare wereld zul je dus in echte literatuur niet vaak tegenkomen. Het zijn de niet helemaal serieuze genres, de trein- of kinderlectuur, waar het bovennatuurlijke, het sprookjeselement of de science fiction een attractieve rol probeert te spelen.
In de bioscoop waar we het realistische aanbod van ongekende werkelijkheden uitgekiend en geperfectioneerd voor ogen krijgen, is het wonderbaarlijke juist weer wel een legitiem element. Het verzorgen van de ‘special effects’ is in de filmwereld zelfs een apart beroep en sedert de eerste probeersels van Georges Méliès is er in de oerfilm al heel wat afgetoverd.
De literatuur zal het voor vergelijkbare ‘special effects’ moeten hebben van trucs op haar eigen terrein: het verbreken van de ban van de logica in het vlak van de taal. En inderdaad: sinds ik sedert 5 december een boekje over vicieuze cirkels bezit (Patrick Hughes & George Brecht: Vicious circles and infinity) proef ik eenzelfde ervaring als bij de staande kettingen van mijn vroegere kandelaar, uit tal van talige wetsovertredingen die de schrijvers daar verzameld hebben.
Voor mij was het al meteen raak met de beschrijving van een bord langs de weg waarop met grote letters staat: ‘Dit bord negeren a.u.b.’. Dat is nu eens een aanwijzing waaraan op geen enkele manier gevolg kan worden gegeven. Want ófwel je ziet het bord niet en kunt de aanwijzing dus niet opvolgen óf je leest het bord wel en dan is het te laat om je er aan te storen. Een echte paradox is het bord niet volgens Hughes & Brecht, want daarvoor zit er niet voldoende cirkel in de redenering. Maar zelf vind ik het al mooi genoeg omdat de taal zich hier als het ware doorkruist, net als bij de vondst uit de Franse revolutie van mei '68, toen men de bekende muur-slogan ‘Défense d'afficher’ had veranderd in ‘Défense de defendre’.
De mooiste voorbeelden uit het boekje vind ik die waar het taalbouwsel als het ware in zijn eigen staart bijt waardoor een rondzingend effect ontstaat, zoals de befaamde opmerking van Groucho Marx dat hij nooit lid zou willen worden van een vereniging waar ze hem als lid zouden accepteren. Van een heel andere orde, maar toch ook weer een overtreding van de impliciete regels, is het mooie verhaal van een krant die een wedstrijd had uitgeschreven voor het origineelste antwoord op de vraag ‘Wat zoudt u morgen het liefst in onze kolommen lezen?’ De wedstrijd werd gewonnen door Arthur Robinson die had ingezonden dat hij het liefst zou lezen: ‘De winnaar van onze wedstrijd is de heer Arthur Robinson wiens bijdrage de andere in originaliteit verre overtrof.’
Omdat het effect van dergelijke anekdotes berust op het incidentele overtreden van afspraken in het taalverkeer, leek het me aanvankelijk ondenkbaar dat er ook afgeronde literaire werken zouden bestaan waarvan de speciale attractie berustte op een dergelijk verbaal vals spel. Maar toen viel me toch het verhaal van Oedipus in, wiens ouders van een orakel de voorspelling krijgen dat de baby zijn vader zal vermoorden en zijn moeder zal trouwen. Dan nemen zij namelijk maatregelen om te voorkomen dat het orakel gelijk zal krijgen, maar juist door die maatregelen komt de voorspelling uit. De logische knoop zit er dus in dat de voorspelling nooit zou zijn uitgekomen als ze niet was gedáán. Een heel bijzonder geval van een ‘self-fulfilling prophecy’ kortom.
Een soortgelijke kronkel in het noodlot is ook de smaakmaker in het enige beroemde gedicht van P.N. van Eyck, over die Perzische edelman. Diens tuinman zou 's avonds nooit door de dood in Ispahan zijn achterhaald, als hij niet 's morgens van de Dood was geschrokken en een vluchtpoging had ondernomen. Ook hier dus exact uitgebeelde ongerijmdheid als literaire pendant van die kerstboombal. Voor andere voorbeelden houd ik me graag aanbevolen.