Pocket & paperback
Brendan Behan door Ulick O'Connor (Black Swan 350 p., f19,20). De schrijver Brendan Behan was populair bij duizenden die nooit een letter van hem gelezen hadden. Ze kenden hem van de televisie en van de kranteberichten over zijn escapades. Hij is na zijn dood in 1964 bij velen dan ook vooral in de herinnering gebleven als iemand die tegen heilige huisjes schopte. Over zijn ervaringen als IRA-lid in de gevangenis schreef hij een toneelstuk en een boek, waarmee hij meteen naam maakte. Hij had een groot talent om anderen te vermaken. In het café tapte hij moppen, vertelde verhalen en zong ballades, en iedereen raakte onder de indruk van hem. Zoals vele Ierse schrijvers hield hij meer van drinken en delibereren dan van thuis achter een bureau zitten schrijven. Zijn uitgever stuurde een medewerkster, Rae Jeffs, om hem zijn verhalen in de band te laten spreken. Op die manier zijn er drie boeken tot stand gekomen, waarvan Confessions of an Irish Rebel (Arena 260 p., f 19,20) na zijn dood verschenen is. Rae werkte de in New York opgenomen banden uit tot dit boek. De aanroepingen van Jezus, Maria en Jozef, de anekdotes en de liederen waarmee het verhaal is doorspekt, doen het verhaal lezen alsof je naar iemand luistert. Ulick O'Connor concludeert dat het inspreken van de boeken mede tot de ondergang van Brendan heeft geleid. Tijdens het schrijven had hij gedisciplineerd kunnen leven, nu kon hij zich aan de drank overgeven. Hij was het symbool van de opstand geworden en zat nu gevangen in die rol; het werd voor hem conventie om conventies te verwerpen.
De soepelgeschreven biografie, waarin de geciteerde brieven en anekdotes geen irritante onderbreking maar amusante bestanddelen zijn, is van dezelfde auteur en net zo mooi uitgegeven als Celtic Dawn. A portrait of the Irish literary Renaissance (Black Swan 416 p., f29,80).
Brendan was niet de enige uit zijn familie die naam heeft gemaakt. Zijn broers zijn in Ierland bekend als liedjesschrijver, vakbondsagitator en schrijver. Die laatste, Brian Behan, heeft de autobiografie van zijn moeder op schrift gesteld, Mother of all the Behans (Arena 138 p., f19,20). De ruim negentigjarige Kathleen Behan heeft haar levensverhaal aan haar zoon verteld en waarschijnlijk voor een deel gezongen, want ook hierin komen vele ballades voor. In haar voorwoord met de titel ‘If you can survive your own family, you can survive anything’ raadt ze de mensen aan vooral veel te dansen en te zingen, kortom plezier te maken, maar wèl zonder drank.
Nu regelmatig op Sky Channel en Europa Televisie oude programma's als The Untouchables en The Thunderbirds te bekijken zijn, is een naslagwerk over televisieseries wel handig. Halliwell's Television Companion van Leslie Halliwell en Philip Purser (Paladin, 713 p., f34,30) biedt enig houvast. Het is de herziene tweede druk van de in 1980 voor het eerst verschenen Halliwell's Teleguide, nu met medewerking van een Engelse televisiecriticus. Het boek geeft de te verwachten informatie over makers, spelers, datering en waardering door middel van sterretjes. De typering van de programma's is uiterst summier, terwijl van bijvoorbeeld The Untouchables alle titels van afleveringen worden genoemd waarin gastacteurs optreden. Ook zijn - vrij willekeurig - namen van acteurs, regisseurs en toneelschrijvers in een apart lemma opgenomen. Waarom wel Olivia Newton-John en niet Jack Nicholson? Helaas valt er niet op te zoeken wanneer een serie hier te lande uitgezonden werd. De waarderingsnormen van de samenstellers ontgaan mij enigszins. Nanny and the professor krijgt één ster, Dynasty geen, The Lucy Show ook maar één en Charlie's Angels weer twee.
Historic Walks in London, Bath, Oxford & Edinburgh door Betty Reveley en Allan Wendt (Comet Books, 216 p., f29,80). De beste manier om een stad te bezichtigen is er doorheen te wandelen. De wandelingen in dit gidsje zijn niet al te lang, de beschrijving niet reuze verrassend maar zeker voor toeristen die de steden niet kennen aan te bevelen. De praktische tips over het openbaar vervoer behoeden u voor verkeerde buspassen en voor verdwalen. Het boek is opgedragen aan de meesterwandelaars van Londen, Daniel Defoe, Samuel Johnson en John Gay. Dat er op zondag ook veel te doen is in Londen blijkt uit London on Sunday van Joanna Whitaker (Panther, 324 p., f16,65). Wilt u schaken, naar een joods restaurant, naar een Deense mis, getatoeëerd worden of uw verstandskies laten trekken? Met deze gids in de hand is dat alles doodeenvoudig. Minder nuttige en absoluut niet relevante informatie is te vinden in The Londoner's Almanac van Russel Ash (Century Publishing, 218 p., f 19,20), van het type ‘book of lists’. Hoeveel parkeerbonnen worden er jaarlijks uitgeschreven, wie waren de slachtoffers van Jack the Ripper, wat voor vis zit er in de Theems, wat zijn de meest voorkomende kamerplanten, welke musea zijn het populairst en meer van dit soort non-informatie.
Airships door Barry Hannah (Vintage Contemporaries, 209 p., f 23,45). Deze korte anekdotische verhalen zijn geschreven in een staccatostijl met veel dialoog, de observerende ik-figuur is van het onhandige type, de sfeer is droog-komisch. Het boek verscheen eerder in 1978. Subtieler en ontroerender zijn de verhalen in Family Dancing van David Leavitt (Warner Books, 206 p., f 16,65). Bij verschijning vorig jaar kreeg het in Amerika juichende kritieken en de auteur werd als literaire woordvoerder van de ‘nieuwe generatie’ gezien. Voor Esquire schreef hij over die nieuwe generatie een essay, in vertaling verschenen in VN-kunstbijlage 15-6-1985.
REINTJE GIANOTTEN