Een historische roman over de moderne tijd
Fowles' machtige en gekruide roman A Maggot
A Maggot door John Fowles Uitgever: Jonathan Cape, 460 p, f53,85
Anthony Paul
De nieuwe roman van John Fowles begint met een solide scène van mensen te paard in een verlaten landschap. Figuren en scène zijn redelijk precies en minutieus beschreven. Het beeld van die ruiters, legt de schrijver uit, achtervolgt hem al jaren, schreeuwde om gebruikt te worden, en gaf ons deze merkwaardige, interessante maar soms irritante roman.
A Maggot is, verduidelijkt hij, niet alleen een gevleugeld wezen in het larvestadium - wat naar hij hoopt zijn werk ook is - maar in een oude betekenis van het woord een gril of bevlieging, en vandaar ook een muzikale improvisatie.
De ruiters worden ons voorgesteld als een jonge edele, diens doofstomme knecht, oom, een kamenier en een opschepperige oude soldaat die hen tegen rovers moet beschermen. Ze steken een verlaten moerasgebied in zuidwest Engeland over op de laatste dag van april, in het jaar 1736.
In Fowles ogen was Engeland in die periode, halverwege tussen de Engelse en Franse revolutie, ingedut en gaf men zich over aan de favoriete nationale hobby, navelstaren, united only in a constipated hatred of change of any kind. Fowles laat ons aanvankelijk geloven dat de reis een soort proeve voor de jonge edele is om zijn liefde voor zijn maîtresse, tegen de wil van zijn vader in, te bewijzen. Langzamerhand wordt het echter duidelijk dat er iets anders in het spel is, dat de jongeman een min of meer wetenschappelijk experiment aan het uitvoeren is om zijn seksuele impotentie te genezen, en dat zijn metgezellen niet zijn wat ze leken: de oom is een acteur die aangetrokken is om de rol van oom te spelen, de kamenier is een prostituée uit een Londens bordeel, en de doofstomme knecht blijkt een mysterieuze symbolische relatie met zijn meester te hebben.
De feiten worden stukje bij beetje onthuld, betwijfeld en herzien door een zekere Ayscough, een advocaat die door de vader van de jonge edelman, een niet bij name genoemde hertog, in de arm is genomen om te onderzoeken waarom de jongeman verdwenen en zijn knecht aan een boom opgehangen is. Zoals past in de geheimzinnige sfeer, heeft Ayscough het altijd over Mr Bartholomew als hij de jongeman bedoelt. Alle hoofdfiguren behalve Ayscough en de doofstomme Dick hebben trouwens minstens twee namen: de harde feiten zijn moeilijk te achterhalen. Een voor een verschijnen ze voor Ayscough, de ondervrager, die de patriarchale autoriteit en gevestigde orde vertegenwoordigt: de acteur, de pseudo-soldaat, de bordeel-madame en de kamenier Louise/Fanny, die intussen Rebecca heet en lid is geworden van een van die sobere religieuze sekten, waarin midden in de apathische achttiende eeuw een progressieve, om niet te zeggen revolutionaire geest huisde. Ze zal het leven schenken aan Ann Lee, de historische stichtster van de Amerikaanse Shaker-beweging. (Wie de vader van het kind is, blijft zoals zoveel in dit boek, lange tijd een mysterie.)
John Fowles