Lach of ik schiet
Voorzitter Dolman heeft het woord
Van de stoel af gezien door D. Dolman Uitgever: Staatsuitgeverij, f25,-
Hans Smits
Dick Dolman is ruim zes jaar kamervoorzitter en maakt nog niet de indruk op die functie uitgekeken te zijn. Kritiek op zijn functioneren blijft beperkt tot marginaal gemor over zijn soms al te steile benadering. En die kritiek heeft nooit een politiek-geladen ondertoon. Dolman is trouwens na Kortenhorst, Van Thiel en Vondeling pas de vierde naoorlogse voorzitter van de Tweede Kamer, een bewijs dat het presidium geen duiventil is.
Het boek Van de stoel af gezien leek een goede gelegenheid om iets meer te weten te komen van ‘de mens Dolman’. Dat is níet het geval. Twintig redevoeringen, twee artikelen in het blad Onze Taal en een serie columns in het dagblad Trouw. Dat is het en dat is een wat mager geheel. Temeer daar je honderd bladzijden met redevoeringen moet doorworstelen voordat het boek een beetje aardig wordt. Niet dat de redevoeringen van Dolman zo vervelend zijn, maar wie is er nu nog geïnteresseerd in gelegenheidstoespraakjes bij de dood van Romme of het bezoek van Mitterrand? En wie wil nog eens naslaan wat Dolman heeft gezegd bij de opening van een Hoogovenschaaktournooi of het computerfestival van de openbare bibliotheken?
De eerste glimlach werd, bij mij, pas opgeroepen door een artikel in Onze Taal waarin Dolman zich keert tegen de manier waarop in de Tweede Kamer met de taal wordt omgesprongen: ‘We moeten dit probleem met elkaar boven water fietsen...’.
Interessant is de opsomming die de kamervoorzitter in datzelfde artikel gaf van de verschillende categorieën interrupties:
1. | het verzoek om herhaling (‘heb ik u goed verstaan?); |
2. | het verzoek om verduidelijking; |
3. | de korte grap (waarin Marcel van Dam uitblonk, moeten we nu in de verleden tijd zeggen); |
4. | de uitroep van verbazing of verontwaardiging; |
5. | het verzoek om aanvulling; |
6. | de woordenwisseling; |
7. | de destructieve interruptie, reeds in het begin van een betoog, midden in een zin, zonder maat, en dergelijke. |
Het zijn de laatste twee categorieën, die door de voorzitter, ‘vaker dan hemzelf lief is’, worden afgehamerd: ‘Niet uit een monomaan ordebesef, niet uit overdreven beleefdheid, niet om iemand te beschermen, maar juist om de gedachtenwisseling te verhelderen en te verscherpen.’
D. Dolman
De columns die Dolman in Trouw pleegt te schrijven zijn kort, spits en soms doordrenkt met de lach-of-ik-schiet-humor waarvan Dolman zich zo graag bedient. Maar zonder veel nieuws over hemzelf of het politieke bedrijf. Een enkele keer is Dolman kwaad, zoals op 30 november 1983 toen hij zich in Trouw keerde tegen ‘een merkwaardige brief’ van de minister-president. Lubbers noemde het in die brief noodzakelijk dat de parlementaire behandeling van een aantal voorstellen vóór 1 januari 1984 was afgerond. De regering wilde zesendertig voorstellen in de snelkookpan stoppen, waarvan de helft nog niet eens was ingediend. Dolman: ‘De brutalen hebben de halve wereld.’ Als hij kwaad is komt Dolman op dreef.
Jammer genoeg gebeurt het zelden dat hij zijn column zo pisserig op papier zet en ook verrassend-afwijkende meningen worden niet zo vaak door hem geventileerd. Dit jaar veroorzaakte de kamervoorzitter één keer opschudding, toen hij zich uitsprak voor de invoering van een kiesdrempel. In Trouw herinnerde hij eraan dat zes leden van de PvdA-fractie in 1976 hun stem gaven aan een KVP-voorstel om een kiesdrempel van twee procent in te voeren, een voorstel dat verder alleen werd gesteund door D66. Die zes leden waren: Vondeling, Dolman, Franssen, Lamberts, Roethof en Ter Beek. Zes geboren voorzitters die van opschieten hielden. Twee van hen maken nog deel uit van de PvdA-fractie. Volgens Dolman zijn hijzelf en Ter Beek nog niet van mening veranderd. Een merkwaardige trots op de medeplichtigheid aan de voorgenomen moord op bijvoorbeeld het voortreffelijke kamerlid Jongeling (GPV), die is opgevolgd door de al even voortreffelijke Schutte. Maar koppigheid is Dolman niet vreemd.
Het is jammer dat je in Van de stoel af gezien moet zoeken naar feitjes die enig inzicht geven in de ware aard (en doelstellingen) van de kamervoorzitter. Hij moet maar eens een écht boek schrijven.
■