Confidenties in de jungle
F. Springers roman Quissama
Quissama, een relaas door F. Springer Uitgever: Querido, 160 p., f28,50
Eddy Mielen
Op tweederde van de roman Quissama tekent de verteller Charles Ender deze passage op uit de mond van King Velderman, een handige zakenman met een verweerde, borstelige kop die na een groot aantal Aziatische tropenjaren in Angola terecht is gekomen, rap van de tongriem gesneden is en even makkelijk schoenen, makreel en tweedehands vliegtuigen verkoopt als ‘melk, melk, zeeën melk op drie continenten’. Die melancholieke ontboezeming vormt een belangrijk moment in het boek, want zojuist heeft deze King met z'n grote bek na vele whisky's zijn vriendschap met Enders bezegeld (‘amigo’) en hem waardig geacht om samen op zoek te gaan naar de legendarische olifanten in het wildpark Quissama: ‘Hij wou niet sentimenteel lijken, maar Quissama was voor hem meer dan een negenduizendzeshonderd vierkante kilometer groot natuurreservaat met elanden, olifanten, leeuwen, ja ook leeuwen, onafzienbare vlakten met wuivend papyrusriet, grillig slingerende rivieren, spectaculaire bospartijen, bloemen met de onmogelijkste kleuren. Als hij daar ronddwaalde, ieder ogenblik de kans op een ontmoeting met groot wild, oog in oog met de gevaarlijke natuur, dan werd hij van een bijna religieus gevoel vervuld! Dan dacht hij na over god en duivel, over de zinloosheid van onze “ratrace” op aarde en over onze woorden die leeg zijn en onze nietige gedachten.’
Wat voor Tommie Vaulant het eiland Bougainville, de titel van Springers vorige roman, betekende: een oord waar je aan het leven van alledag kunt ontsnappen (‘Ik ben een eersteklas geoefend escapist’, zegt deze dikwijls), is Quissama voor King Velderman. In veel opzichten blijft Springer zijn thema's en motieven trouw en ook de personages in dit boek lijken weer afsplitsingen van anderen te zijn. King heeft verdacht veel weg van Max Flier uit het verhaal ‘Happy days’ (Zaken overzee) en de ingetogener Enders zijn we ook al eerder in andere gedaanten in vorig werk, bijvoorbeeld Bericht uit Hollandia tegengekomen. Alleen is Charles Enders niet in diplomatieke dienst, maar vertegenwoordiger van een grote firma, ‘een oude trekvogel’, jarenlang en route geweest voor de zaak om in Azië en Latijns-Amerika lucratieve transacties te sluiten, waarin hij ondanks veel bloed, zweet en tranen steeds uitstekend geslaagd is. ‘Al wat moe’ voelt hij zich eigenlijk wel, maar de firma stáát erop dat hij met z'n rijke ervaring als ‘troefaas’ gaat proberen in Angola een stuk van de Afrikaanse koek te bemachtigen. De Portugezen hebben er het veld geruimd en met de nieuwe machthebbers dienen handelscontacten gelegd te worden. Enders heeft te weinig ruggegraat (net als de figuur van Rudy uit Tabee, New York) om de opdracht te weigeren en hij vertrekt; zijn vrouw weinig verrukt achterlatend. (Alle afscheidsscènes van Springer op een rij zouden een mooie bloemlezing opleveren.)
Op het vliegveld in Luanda ontmoet hij - tot z'n geluk - al direct de Hollandse zakenman King Velderman, een oude rot in Angola, die hem onderdak aanbiedt. King, nomen est omen, weet met één telefoontje moeiteloos vele deuren te openen. Tot werkelijk zaken doen komt het niet, want Enders raakt meer en meer in de ban van deze oerwoudreus, die hem iedere avond uitvoerige verhalen (én verhalen ín verhalen) vertelt over zijn levensloop, de stembanden geolied met whisky en het taalgebruik doorspekt met veel Engels. Beiden voelen verwantschap door hun ‘marskramersbestaan’, ja, Enders voelt zich bijna een tweelingbroer van King. De verhalen van King zijn boeiend, maar Enders is bovenal geïntrigeerd door een foto van de geheimzinnige en betoverend mooie Pauline, een groot ingelijst portret op het bureau van King: ‘Over zijn schouder zag ik haar naar mij kijken, jawel, met van die ogen die je overal volgden, goedkope fotografentruc.’ Wie is die aantrekkelijke vrouw met die slanke hals en kuiltjes in haar wang? Wat had of heeft zij precies met King en waar is ze nu?, zo vraagt hij zich nieuwsgierig af. Maar King laat niet direct het achterste van zijn tong zien. Beetje bij beetje weet Enders tijdens nachtelijke gesprekken het hoe en wat over Pauline aan King te ontfutselen, maar deze doseert de informatie strikt naar het hem belieft, ingebed in allerlei smeuïge voorvallen uit zijn leven. Dat maakt het verhaal, ook voor de lezer, tot op de laatste bladzijden spannend.
F. Springer
gerard damoiseaux