Jan Cremer
Toen het debuut Ik Jan Cremer Nederland in 1963 op stelten zette, had de auteur zich als schilder al een vergelijkbare reputatie van angry young man verworven: ‘Als ik ergens exposeerde, werden de ruiten van de galerie ingegooid.’ De boeken en de doeken van de geniale vlerk vertoonden een vergelijkbare brutaliteit en agressie. De overeenkomsten tussen zijn scheppingen in woord en geschrift zijn nu minder duidelijk aanwijsbaar, geeft Cremer toe. Toch zette hij zich na het voltooien van De Hunnen-trilogie aan het vervaardigen van een serie schilderijen van Hunnen-paarden. In een boekje dat de ‘eerste totaalbenadering van Jan Cremers schildersloopbaan’ bevat schrijft Freddy de Vree dat de typering die Willem Frederik Hermans van de literaire kwaliteiten van Cremer gaf ook op diens beeldende kunst toepasbaar zijn: ‘de altijd rake beeldspraak, de precieze en ware typering’. Cremer beschouwt schilderen en schrijven als ‘twee volstrekt verschillende bezigheden’: ‘Het is het verschil tussen een smid en een advocaat: de een doet handwerk, de ander bureauwerk. Ik heb een formule gevonden om die twee dingen te kunnen combineren. Ik moet me opsluiten om te schilderen of te schrijven. Terwijl ik aan een nieuw boek werk maak ik tussen de bedrijven door schetsen voor latere schilderijen. Als ik aan het schilderen ben gebruik ik een paar uur per dag, de ochtenden meestal, om research te doen voor mijn volgende boek. Als de r in de maand komt en de dagen korter worden, dan is dat niet alleen goed voor de mosselcultuur, maar ook voor de kunst want dan ga ik schilderen. Dat doe ik tot ongeveer januari of februari en daarna gebruik ik de tijd om te schrijven. De zomer besteed ik meestal aan het reizende werk: dan zit ik in de tropen of op de noordpool. Hoe ouder je wordt, des te kritischer je op je eigen
werk wordt. Ik pak het steeds bedachtzamer
aan. Zoals ik met woorden schilder, schilder ik ook met penselen.’
Volgens Cremer valt er ‘binnenkort weer een zeer goed boek’ van hem te verwachten, maar hij weigert daarover details te verschaffen: ‘Ik ben iemand die eerst iets maakt en er dan pas ruchtbaarheid aan geeft. Ik ga niet vertellen wat ik allemaal van plan ben, want als ik één van die projecten niet af krijg, dan wordt er gezegd dat Jan Cremer zijn woord niet nakomt.’ Het gedoe rond de rock-opera heeft hem danig van het werk gehouden: ‘Ik had verwacht dat me het twee, drie weken zou kosten. Ik ben er praktisch het hele jaar mee bezig geweest. Als ik dat van tevoren geweten had, was ik er nooit aan begonnen.’