Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
Tom van DeelAan het begin van Brakmans roman Die ene mens is de hoofdpersoon, Akijn, aan het tekenen: ‘Hij kraste verder over de bladzijden, steeds meer doelloze lijnen, een web waarin hij nu en dan een poppetje tekende, een Bonzo-de-beerachtig mannetje met een bolhoedje waarop een kaarsje brandde. Om het mannetje tekende hij sneeuwvlokjes.’ Het hoeft geen betoog dat Akijn met dat mannetje zichzelf op het oog heeft, iemand die de kaars brandend houdt, intiem omdwarreld door winterse vlokken en omgeven met onoverzienbaar veel lijnen die hem zowel verbinden met de rest van de wereld als hem prettig buitensluiten. Dit mannetje heeft Brakman, uit de losse pols, talloze malen getekend, in allerlei omstandigheden. Een bloemlezing uit deze zelfportretjes, die dikwijls als afsluiting van een brief fungeren, heeft Gerben Wynia gereproduceerd in het boekje Ondertekend. Het kaarsje dat de man gedurig bij zich draagt, kan te maken hebben met het verhaal van de kruisridder, die heeft gezworen de weg naar huis af te leggen met een brandende, nimmer dovende kaars. Brakman, tegenover Johan Diepstraten (Bzzlletin 85): ‘Hij gaat er voor achterstevoren op zijn paard zitten, wordt overvallen en bestolen, maar het enige dat voor hem telt is dat hij het vlammetje brandend houdt. Het wordt hem steeds dierbaarder en hoe langer hij het brandend houdt, hoe kostbaarder het wordt. Hij laat zich beledigen, uitschelden en beroven, maar het vlammetje blijft branden en hij wordt een heel ander mens. Hij is iemand geworden met een innerlijk licht dat hij naar huis draagt.’ Toen Brakman door de redactie van De Revisor om een zelfportret werd gevraagd, leverde hij ook zo'n mannetje in, met kaars en sneeuwvlokken, paarskouwe neus, kerstboom onder de arm, voetsporen in de sneeuw. Eronder schreef hij: ‘Innerlijk beeld / van buiten bezien.’ Nu zijn deze mannetjes, en andere ermee vergelijkbare schetsjes, natuurlijk als marginale tekenkunst te beschouwen, krabbeltjes die overigens een zeker talent niet verhullen. Het meer serieuze en ook al dadelijk imponerende beeldende werk van Brakman ligt in de grotere tekeningen en vooral in de olieverfschilderijen en waskrijttekeningen. Een ervan kan iedereen kennen, namelijk het schilderij van het bruidspaar tussen twee bomen staande voor de kerk, op de omslag van de roman Ansichten uit Amerika. Opmerkelijk aan het schilderij zijn de kleuren, warme gloeiende kleuren die veel intimiteit uitstralen. Hoeveel schilderijen, waskrijttekeningen en tekeningen er van Brakman bestaan weet ik niet en weet hij zelf ook niet precies. Veel is weggegeven, al lang geleden. Vooral in de jaren van zijn militaire dienst en vlak erna, van 1952 tot en met 1956 zo ongeveer, werkte hij er het meest intensief aan. In zijn jeugd was hij een na-schilder, zoals uitvoerig staat beschreven in Een wak in het kroos. De grote voorbeelden waren toen de schilders van de Haagse School. Het is van betekenis dat de latere Brakman niet bij impressionistische schilders, maar juist bij expressionistische aansluit, en dus het accent heeft verlegd van buiten naar binnen. Dan zijn het schilders als Paula Modersohn-Becker, Emil Nolde, Constant Permeke, Herman Kruyder en Jan Gregoor die hij bewondert en in zekere zin ook navolgt. De voorstellingen zijn zeer uiteenlopend, hoewel vrijwel zonder uitzondering zeer alledaags. Zo is er: een poppenkast op een dorpspleintje, een urinerende man op de kade met schip op de achtergrond, kinderen spelend in de sneeuw voor een kerk, ridders voor een belegerde stad, scheidsrechter met bal tussen voetballers in, een treintje dat langs behuizing rijdt, kinderen in een kar, een begrafenisstoet, en een man met kind lopend langs een besneeuwd plantsoentje met dieren naast en in de vijver. Het is verleidelijk om naar overeenkomsten te zoeken tussen dit beeldende en het, pas later geschreven, literaire werk van Brakman. De poppenkast kennen we bijvoorbeeld uit Die ene mens, de begrafenisstoet is een veel voorkomend motief, aangrijpend in De weg naar huis. Maar ik geloof niet dat het veel zin heeft om naar [vervolg op pagina 24] |
|