Dirkje Kuik
Als kind al droomde Dirkje Kuik ervan later een boek te schrijven, maar eerst werd ze tekenaar, toen tekenares en daarna pas dichteres en schrijfster. Ze verliet voortijdig de middelbare school - ‘dat was wat in een tijd van wederopbouw, iedereen wilde carrière maken, dus wat ik deed werd absoluut niet begrepen’ - en ging tekenen en schilderen. Als het geld op was trok ze met een mand poetsmiddelen van huis tot huis, de bewoners aanbiedend om tegen een geringe vergoeding de doffe deurbel weer te doen glanzen. Het was een armetierig bestaan en dat zou het lang blijven. ‘Pas toen ik een jaar of achtendertig was is het gaan lopen. Toen kreeg ik wat exposities en kon ik eindelijk een beetje leven van de kunst die ik maakte,’ zegt Dirkje Kuik. Op aanraden van een vriend schreef ze een paar korte verhaaltjes. De teksten gaf ze vooralsnog niet aan de openbaarheid prijs.
‘Toen kreeg ik een oogontsteking. De dokter stelde keihard dat ik blind zou worden. Ik heb een maand in het ziekenhuis gelegen, achteraf liep het allemaal goed af. In bed ben ik gedichtjes gaan schrijven, gewoon over de situatie in het ziekenhuis. Alain Teister las ze en heeft ze meegnomen naar het Hollands Maandblad, waar ik toen al voor tekende. Poll vond die gedichten meteen goed. Pas daarna ben ik verhalen gaan schrijven. Ik had veel aantekeningen liggen, waar ik nooit wat mee had gedaan. Ik vind het nu niet moeilijk meer om mijn creatieve energie over tekenen en schrijven te verdelen. Het een ligt in het verlengde van het ander. De verhalen van mezelf die ik geschikt vind, illustreer ik zelf. Het omgekeerde komt ook voor: ik teken vaak dingen die achteraf in een verhaal terugkomen, ongeveer zoals Eisenstein schetsen maakte van situaties die hij in zijn films kon gebruiken. Ik heb me heel laat ontwikkeld. Naarmate ik ouder word, leer ik beter om mijn tijd efficiënt te verdelen. Een paar uur per dag schrijf ik, een paar uur per dag
besteed ik aan beeldend werk. Dat kan ook het afdrukken van etsen zijn, wat ik erg consciëntieus doe. Elke dag deel ik anders in. Als het overdag mooi licht is, dan zal ik niet 's avonds onder een lamp gaan zitten tekenen. De ochtenden gebruik ik om het huishouden te doen en kleine dingen te regelen. Ik zend regelmatig in voor de BKR en ik heb een literaire subsidie. Dat ik als schrijfster een groter publiek heb bereikt dan als kunstenares, komt doordat de beeldende kunst in Nederland er zorgelijk voor staat.’