lijks bekend, toch wordt hij beschouwd als een echt dubbeltalent. Chris van Geel schreef eens in een brief aan J.P. Guépin dat ‘De ene kunst leeft nooit zonder de andere, althans bij mij’ (tevens de titel van een boek over hem dat bij Meulenhoff verscheen in 1977). Van Geel had grote belangstelling voor het surrealisme, maakte zelf in die geest objecten en liet zich in allerlei wonderlijke surrealistische poses fotograferen. Toch zal menigeen hem vooral kennen van zijn vogeltekeningen, waarvan hij er in een bepaalde periode honderden achter elkaar maakte en die door W. Sandberg in het Stedelijk Museum werden getoond en ook aangekocht. De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Gilliams tekende vooral in de jaren twintig en maakte toen een zelfportret dat men zich bijna als eerste herinnert als men aan hem denkt. Hij maakte ook hout- en linosnedes die sterk onder invloed stonden van Joris Minne. Gilliams beperkte zijn schilder- en tekenwerk voor zover bekend tot een bepaalde periode, Hugo Claus heeft zijn hele leven ook geschilderd, aanvankelijk sterk onder invloed van Cobra. Van Louis Paul Boon is menige tekening en schilderij bekend, vooral nogal kitscherige vrouwen. Maar Boon heeft in het jaar 1941 een reeks houtskooltekeningen gemaakt (onder meer afgedrukt in het Louis Paul Boonboek van Herwig Leus en Julien Weverbergh) waar men verbaasd naar kijkt. C. Buddingh' maakte geen tekeningen of schilderijen,
maar kastjes: die zette hij vol met wat zijn
hand vond, tot er een tafereel ontstond met surrealistische inslag. Willem Brakman maakte echte schilderijen in de jaren vijftig en krabbelt nog steeds figuren die in zijn romans en verhalen een rol spelen.
Albert Helman door Johan Fabricius
Zelfportret met rat van Günter Grass, getekend tijdens het schrijven van Die Rättin, zijn nieuwe roman die volgend jaar mei verschijnt.
Goethe
Schilders en tekenaars die steeds meer de neiging hebben literaire kunst te maken zijn Charlotte Mutsaers en Joost Roelofsz. Het nieuwe boek van Charlotte Mutsaers (Hazepeper) is het werk van een dubbeltalent, omdat wat ze schrijft over de komkommer, de Napoleonsteek en de haas meteen wordt afgebeeld. Roelofsz schrijft zelf de teksten van zijn kinderboeken. Roelofsz was ook een tijdje regelmatig te vinden in het tijdschrift De Revisor, waarin regelmatig kunstenaars werk publiceren met een literaire inslag: Jeroen Henneman, Glen Baxter, Jan Voss en Markus Raetz. Zulke informele verbindingen tussen literatuur en beeldende kunst zijn in de Nederlandse literatuurgeschiedenis niet onbekend: men denke aan Marsmans verbindingen met het expressionisme, de dichters rond Cobra en het tijdschrift Kroniek van Kunst en Cultuur, waarin de verbinding rechtstreeks werd gelegd omdat er schrijvers en kunstenaars in publiceerden met als spil L.P.J. Braat. Ook Gard Sivik trok zowel dichters als schilders aan.
Louis Paul Boon
Topor
Het feit dat Goethe ook aardig kon tekenen (zoals zijn tekeningen van zijn reis door Italië bewijzen, en niet minder zijn later uitgegeven schetsboek Reis-, Zerstreuungs- und Trost-Büchlein voor prinses Caroline von Sachsen Weimar bewijzen) maakt zijn persoon voor mij aanmerkelijk sympathieker. William Blake's aquarellen bevallen mij aanmerkelijk beter dan zijn hooggestemde poëzie, Strindbergs schilderijen hebben een volwaardige duistere spanning die goed voorstelbaar is bij zijn toneelstukken, Victor Hugo was evenmin gespeend van picturaal talent, zoals de grote tentoonstelling over hem in het Grand Palais in Parijs onthulde. Menigeen vindt de tekeningen van Lewis Carroll bij het handschrift van Alice in Wonderland karakteristieker dan die van John Tenniel. Thackeray's tekeningen bij Vanity Fair zijn zo goed dat ik aanvankelijk dacht dat ze door een professionele kunstenaar waren gemaakt, maar bij goed kijken sloten ze wel érg goed aan bij de tekst. Günter Grass verdeelt, net als Lucebert, zijn tijd tussen tekenen en schrijven en zijn tekeningen zijn al menigmaal tentoongesteld. Doorgewinterde dubbeltalenten als Jean Cocteau of Topor zijn uitgegroeid tot een Gesamtkunstwerk omdat ook elke foto die van hen gemaakt is een theatrale inslag heeft.
Menige dichter of schrijver is niet voor te stellen zonder zijn tekeningen: James Thurber liet zijn hand geregeld uitschieten met het gevolg dat zijn tekeningen onafscheidelijk zijn geworden van zijn verhalen. De Engelse dichteres Stevie Smith is ook nauwelijks denkbaar zonder het gekriebel van figuurtjes in de marge. De tekeningen van Dora Carrington bij haar brieven en dagboekaantekeningen roepen de sfeer op waarover zij schrijft, en maken alles nog intiemer. Van iemand als de Franse schrijver, essayist (of hoe men hem noemen wil), Roland Barthes zn men niet denken dat hij ook heeft getekend. Hij maakte ‘tekeningen’ die doen denken aan die van Henri Michaux: louter gekleurde golfjes en strepen die op een vlak een geheel vormen. Ook beschilderde hij in deze trant doosjes en sigarenkistjes.
William Blake
Stevie Smith
De behoefte om iets voor zich te zien dat zich in hun geest bevindt maakt van veel tekeningen van schrijvers iets dat de indruk maakt de afdruk van hun geest te zijn. Hoofd en hand bewegen dan gelijk op, vandaar de vaak even argeloze en geraffineerde doodles van Stevie Smith of James Thurber. De schetsen van ‘echte’ kunstenaars zijn om die reden soms mooier dan hun officiële werk, zoals Edward Lear moest ondervinden. Dat is een tekenend geval.
CP