Eén grote bende
Politiekorpsen in Amsterdam en Antwerpen
De zaak IJsbreker door Janwillem van de Wetering Uitgever: Bruna, 236 p., f 22,90
De Zaak Alzheimer door Jef Geeraerts Uitgever: Manteau, 400 p. f 28,90
R. Ferdinandusse
Janwillem van de Wetering
Een onverwachte, maar niet onvermakelijke samenloop: twee misdaadauteurs met eenzelfde onderwerp, een uniek stukje Benelux. Het nieuwe boek van Janwillem van de Wetering gaat over de Amsterdamse politie en het nieuwe boek van Jef Geeraerts gaat over de Antwerpse politie en voor beide ziet het er onheilspellend uit.
Toen Van de Wetering tien jaar terug de misdaadwereld betrad (met Het lijk in de Haarlemmer Houttuinen, 1975) zat zijn Amsterdamse politie nog tamelijk efficiënt in elkaar. De commissaris met zijn pijnlijke benen, en De Gier en Grijpstra met hun muziek en ludieke dialogen, functioneerden heel aardig tegen dat anonieme, maar altijd aanwezige politiekorps. Van de Wetering wist waar hij over schreef, als reservepolitieman had hij er kennis mee gemaakt en er geen al te slechte indruk van overgehouden. Zo tegen zijn achtste en negende boek veranderde zijn beeld van Amsterdam: het werd een rare, onthechte stad, bevolkt met een ludiek en soms maf groepje politiemannen. Maar in zijn tiende Gier & Grijpstra, De Ratelrat, begon de situatie weer normaal te worden, de politie werd weer reëel, al klopte er af en toe van hun werk geen donder. En in deze elfde, die de titel De Zaak IJsbreker draagt, is het helemaal treurig gesteld met de Amsterdamse politie: het is er één grote bende.
Het wapen waarmee IJsbreker zou zijn doodgeschoten (een ‘zelfmoord’ met twee kogels in de kop) is door de Turkse werkster meegenomen, het sectierapport is zoek, agenten hebben een enveloppe toegeschoven gekregen, de telefoons van bepaalde rechercheurs van dé moordbrigade worden afgeluisterd, een adjudant, altijd bezopen, wordt door een gangster onderhouden, en wat al niet. De Gier en Grijpstra houden het hoofd nog redelijk koel, zij zijn de laatsten die nog vechten tegen het kwade, die nog pal staan in de bandeloosheid. De commissaris komt terug uit het buitenland en heropent het Geval-IJsbreker, maar dat betekent dat hij onmiddellijk op het matje wordt geroepen en vervolgens de Rijksrecherche op zich afgestuurd ziet. De hoofdcommissaris verbiedt hem eerst door te gaan en schorst hem vervolgens. Ook De Gier en Grijpstra worden uit de dienst gezet. Maar unverfroren gaan de makkers verder en lossen de zaak op, en de commissaris neemt op eigen houtje het bewind over de Amsterdamse politie over.
Daartussendoor speelt dan nog de hele intrige van de Zaak IJsbreker, maar de rode lijn in het boek is de totale verwording van de Amsterdamse Hermandad. Het is ijzingwekkend te lezen wat ons nog boven het hoofd hangt. Het vervelende is dat de misdaad-intrige daardoor geheel in het water valt. De commissaris komt te staan tegenover een jeugdvriend, met wie hij uit beider schooltijd ook nog een appeltje te schillen heeft. De man is nu een gewiekst financier. Hij daagt de commissaris uit in een veel te lang gesprek: de één zal de ander binnen twee weken totaal kapot maken. Maar dat duel wordt nergens spannend en zakt tegen het eind als een pudding in elkaar.
Jef Geeraerts
Het is waar: Van de Wetering heeft nooit gepretendeerd mooie, afgeronde misdaadromans te schrijven, hij beperkte zich tot politieromans. Maar toch zaten in zijn eerste boeken altijd de contouren van een stevige plot, een redelijk mooie misdaad die naar een ontknoping ging. In dit nieuwe boek staat alles op losse schroeven, in die totale corruptie krijgen De Gier en Grijpstra iets van wereldvreemde vogelverschrikkers die nog wel doen wat ze vroeger deden, maar zonder overtuiging, alleen omdat er weer een boek moet komen. Aan het eind kondigt De Gier ook zijn vertrek aan, richting Japeneiland, Nieuw-Guinea, de uiteindelijke