Tijdschrift
Het unieke van het futurisme is, volgens Willem Weststeijn in De Gids (okt. 1985), gelegen in het feit dat het de eerste avantgardistische beweging in de Europese kunst was die verschillende disciplines verenigde. Schrijvers, schilders, beeldhouwers, architecten en musici zetten zich af tegen de artistieke traditie. Het ‘épater le bourgeois’ hadden de futuristen hoog in hun vaandel geschreven. Ik vraag me af of dat nou zo bijzonder was. Iedere nieuwe stroming zet zich af tegen de heersende (literaire) conventies en de teksten van de verschillende manifesten hebben toch vaak een gelijkluidende drammerige toon. Bij de futuristen leidde de nadruk op kracht en energie en het verheerlijken van geweld en oorlog tot openlijke sympathie voor het fascisme. Dat is volgens zowel Weststeijn als Christel van Boheemen een van de redenen dat de werkelijke erkenning van het futurisme tot nu toe uitbleef. Kees Revier inventariseert de reacties in de Nederlandse pers op deze beweging aan het begin van onze eeuw. De onmogelijkheid om de futuristische schilderijen te beschrijven leidde in de NRC van 2 mei 1912 tot de volgende recensie: ‘Als de lezer het eene oog sluit en zich op het andere een flinken vuistslag geeft, dan heeft hij gedurende eenige seconden een veel en veel zuiverder voorstelling van futuristische visioenen dan men ze ooit zou kunnen beschrijven.’ Revier citeert ook een fraaie, in hetzelfde jaar door Carel Scharten in De Gids gepubliceerde ‘isografie’ van een futuristisch schilderij. Scharten ontkent het unieke aan de beweging: ze zijn maar ‘sensitivistische broekjes’ vergeleken met dichters als Herman Gorter. De invloed van het futurisme op de poëzie van Gard Sivik en De Nieuwe Stijl bespreekt Han Foppe. De Vijftigers beriepen zich geenszins op het futurisme; alleen Sybren Polet, en dan
ook pas in zijn Konkrete poëzie uit 1962, zou enige verwantschap tonen. Het belang dat de dichters Armando, Verhagen, Sleutelaar, Vaandrager en Cassuto hechtten aan de technologie is een van de belangrijkste futuristische kenmerken van het poëzie. Over de origineelste Russische futurist Chlebnikov schrijft alweer Weststeijn. Majokovski zelf legde de nadruk op de betekenis van Chlebnikov voor zijn tijd. ‘Hij is voor onze generatie wat Poesjkin was voor de schrijvers van de negentiende eeuw,’ zei weer een andere Russische dichter. Het artikel van Van Boheemen bespreekt het werk van Eliot, Pound en Wyndham Lewis en de invloed van het futurisme op Vortex (letterlijk: draaikolk) en het tijdschrift Blast. Behalve de wat modieuze bijdrage van Flora Stiemer over de futuristische visie op de vrouw, waarin zij zich met sommige conclusies nogal op glad ijs begeeft, zijn de stukken in De Gids helder, informatief en onderhoudend.
EVA COSSEE