Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Mijn eerste eeuw door H.Th. Wijdeveld Uitgever: De Ravenberg Pers, f 45, -
| |
WendingenEind 1917 begint Wijdevelds grote tijd. Hij richt het kultuurtijdschrift Wendingen op, waarvan hij tot 1926 hoofdredacteur blijft en dat al gauw de spreekbuis wordt van de architecten van de ‘Amsterdamse School’. In zijn eerste hoofdartikel (dat in zijn nieuwe boek is opgenomen) schreef hij: ‘Hier zijn de wendingen door al deze kunstuitingen en welgevallige referenties naar dié stromingen, die vol krachtige drang de wegbereiders zijn voor de komende harmonie. (...) Hier wordt de sfeer aangeroerd, die verstijfde murenmassa's tot soepele architectonische plastiek omzet en vol beweging spelend volgt de cadans der ruimte-ontwikkeling.’ Het toneel noemt hij in dat artikel ‘de goudader van onberekenbare waarde, nog verborgen onder de centenaarsdruk der maatschappelijke toestanden; maar er is reeds een verre schemering van nieuwe mogelijkheden en als die schemering zal aangroeien tot heldere gloed, zullen Bouwkunst en Toneel elkander ontdekken.’ Aan die ontdekking heeft hij nog datzelfde en de volgende jaren belangrijke bijdragen kunnen leveren door zijn samenwerking met de toneelvernieuwer van die tijd, Eduard Verkade. Deze zag in hem een dramatisch-verwante kunstenaar en de juiste man om de toneelbouw voor de vertoningen van grote klassieke stukken te ontwerpen. Het werd dan ook een reeks van zeer indrukwekkende decors voor de opvoeringen van de Gijsbreght (1917/'18), De koopman van Venetië (1918), Don Carlos (1919), Hamlet (1919, Verkade's vijfde enscenering van dit werk), Saint Joan van Shaw (1924) en Shakespeare's Julius Caesar (1926). Door deze, vaak opzienbarende decorontwerpen werd Wijdeveld een figuur van bijzondere betekenis in de Nederlandse toneelgeschiedenis. Men erkende hem als een man die er telkens weer in slaagde, met oorspronkelijke maar uiterst sobere middelen de sfeer van een stuk op te roepen, een man die de eisen van het toneel in zijn vingertoppen had en die samen met Verkade en de componist van de toneelmuziek, Alex de Jong, een unieke harmonische drieëenheid vormde. In zijn boek volstaat Wijdeveld helaas met wat reprodukties (op postzegelformaat) van zijn Gijsbreght-decors en enige door hem ontworpen theateraffiches. Wel bevat het boek een ‘brief voor Eduard Verkade op zijn 80ste verjaardag, 15 juni 1958’. Daarin schrijft hij: ‘Jij was de eerste die mij opriep, mee te werken in de wereld van het toneel. Wat een wonderlijk verhaal is ons leven geworden; van verlangen en pogen naar zekerheden, welhaast bereiken, tot ons strijden ten laatste toch tot twijfel leidde, zelfs tot revolte. (...) Bij de onthulling van je borstbeeld in de Stadsschouwburg heeft Van Dalsum in een monumentale toespraak je verzet tegen de stoffige traditie en je afkeer van de realiteitsnabootsing geprezen. Hij bewonderde de magie die je in het theater uitbeeldde. Was niet heel je leven revolte, door je verpersoonlijking met Hamlet?’ Mijn eerste eeuw begint als een soort autobiografie, maar dat houdt al gauw op. Want er staat geen woord in over de architectenschool in Lage Vuursche, die Wijdeveld in 1935 oprichtte en waar hij jarenlang doceerde. Ook geen woord over zijn naoorlogs verblijf in de Verenigde Staten, waar hem op voorstel van zijn Amerikaanse collega Frank Lloyd Wright een professoraat werd verleend. En evenmin iets over zijn privé-leven in latere jaren, waarop toch wel een bijzonder stempel werd gedrukt door zijn tweede huwelijk, gesloten toen hij 83 was, met de 76-jarige actrice Charlotte Köhler, die kort tevoren een prachtige carrière vol toneelen solotoneelsuccessen had beëindigd. Wat zij voor Wijdeveld betekende, blijkt uit de ‘ode’ die hij op haar tachtigste verjaardag voor haar heeft geschreven en die dus niet in zijn eigen boek maar in Ferd. Sternebergs voortreffelijke biografie Charlotte Köhler, Klank en Weerklank staat. Die ‘ode’ eindigt met deze woorden: ‘Door je innerlijke bewogenheid werd je de Zachtmoedige, de meest beminde actrice van ons volk. (...) Toen je opsteeg tot het duizend jaren oude boek de Bijbel was je geest zo verbonden met eeuwige wijsheid dat niets menselijks je meer vreemd was... Daarom hoefde je niet te verlangen naar toeneiging en warmte van anderen. Je was zelf een onuitputtelijke bron en kon allen die om liefde smeken omarmen..., ook mij. Dank, Charlotte, dank.’ Het boek heeft dus niets van een autobiografie. Het is een boeiende verzameling van cultuurfilosofische beschouwingen en kunstzinnige bespiegelingen, herinneringen, brieven aan en artikelen over vermaarde en bevriende tijdgenoten als Le Corbusier, Toorop, Frank Lloyd Wright, M. de Klerk, Eduard Verkade en de drie beroemde leden van de familie Roland Holst: de dichter Jany, de schilder en graficus Richard en diens vrouw, de dichteres Henriëtte, en een aantal gedichten, het is heel fraai geïllustreerd met allerlei tekeningen en ontwerpen, realistische zowel als utopische plannen voor nieuwe steden, en afbeeldingen van oude en nieuwe, concrete en abstracte vormen. Alles bijeen: een boek dat wemelt van curieuze ideeën, zoals men dat van een man als Wijdeveld niet anders had mogen verwachten. ■ |
|