Van woorden en daden
Willem Diemers herinneringen aan Achterberg
Mijn herinneringen aan Gerrit Achterberg door Willem Diemer Uitgever: Stabo/All Round, 54 p., f 18,90
A. Middeldorp
Tot de vrienden die Achterberg maakt in de jaren die hij op de Mariahoeve te Neede woonde (1946-1953), behoorde de Enschedese leraar Nederlands Willem Diemer. Diemer was een man met dichterlijke aanleg, die zichzelf evenwel zonder moeite tot het grote leger van de mislukte dichters rekende. Hij koos voor het leraarschap en tal van maatschappelijke nevenfuncties; een compensatie, omdat de keuze voor het woord niet voor hem was weggelegd.
Dichter en leraar leren elkaar kennen in 1952, als Achterberg door een aantal coïncidenties laat in de avond ten huize van Diemer belandt. De dichter heeft zich moed ingedronken en spreekt vrijmoedig over de problemen waarmee hij worstelt bij de voltooiing van de Ballade van de gasfitter. Het gaat hem vooral om de vraag, of bepaalde uitdrukkingen, bijvoorbeeld ‘de fitter fit’, wel kunnen. Diemer noteert: ‘Het precieze ben ik vergeten, het kwam ook niet echt aan bod, want wie hem gekend hebben, weten dat hij maar hoogstzelden iets dat aangereikt werd, verwerkte.’ Hier verschilt Diemers ervaring duidelijk met de ervaringen van anderen, Jan Vermeulen bijvoorbeeld, met wie de dichter over knelpunten in zijn dichterlijke arbeid gesproken heeft. Achterberg had misschien wel een te groot respect voor de mening van anderen; hij keek te hoog op tegen mensen die gestudeerd hadden; hij maakte graag van andermans kennis kritisch gebruik. De lezer van Diemers herinneringen, die uit het verslag van de contacten in 1952, waarbij de Ballade vaker ter sprake is gekomen, iets hoopt te leren omtrent de ontstaansgeschiedenis van deze cyclus, komt bedrogen uit. Het verhaal gaat te veel over anekdotes in de marge en dat verbaast, als men verderop in Diemers boekje leest, dat anekdotes relevant moeten zijn voor een betere belichting van het oeuvre van de dichter.
In de hoofdstukken 2 en 3 vertelt Diemer over het plan samen met Achterberg een bloemlezing samen te stellen Dichters over dichters en het plan tot vertaling van gedichten van Achterberg in het Duits. De bloemlezing komt niet tot stand omdat de uitgever er niet aan wil; de vertalingen niet omdat men er in Duits-Nederlands overleg niet uit komt. In deze hoofdstukken drukt Diemer de briefwisseling met Achterberg, voor zover bewaard gebleven, af.
Diemers activiteiten hebben plaats in het grensgebied met Duitsland; zijn culturele regio houdt niet bij de landsgrens op. Tijdens de pinksterdagen 1954 heeft ten huize van dr. Arnold Rakers, lector Nederlands aan de universiteit van Münster, een vertaalconferentie plaats van Duitse Achterberg-lezers; het echtpaar Achterberg en Diemer zijn ook aanwezig. Het plan is ‘eine direkt dem Text folgende Interlinearübersetzung zu erstellen’; een Duits dichter, Scholl, ‘sollte die Nachdichtung ausführen’. Maar men komt er niet uit; men ervaart een te grote affiniteit tussen beide zustertalen en waarschijnlijk ook een gebrek aan talent bij Scholl om de problemen te overwinnen. Diemer geeft van de conferentie een aardige sfeerbeschrijving, maar omtrent een bijdrage van Achterberg aan de discussies verneemt de lezer niets.
In het slothoofdstuk hoopt Diemer tot een synthese te komen tussen de leraar (de daad) en de dichter (het woord), als hij de ene daad van Achterberg, ‘zo veel zeggend, dat hij voor dat zeggen een leven nodig had’, tussen hen beiden bespreekbaar kan maken. Maar daartoe is het niet gekomen. Diemer heeft er grote behoefte aan zich in zijn boekje als man van de daad te manifesteren, waarschijnlijk de compensatie voor het gemankeerde dichterschap. Het ware mij liever geweest als de auteur op de plaatsen die hij voor zichzelf inruimt, aandacht geschonken had aan zaken Achterbergs dichterschap betreffende. Dan had het een boekje kunnen worden voor de poëzielezer en -onderzoeker; nu is het aardig voor de verzamelaar.
■
A. Middeldorp is de auteur van De wereld van Gerrit Achterberg (De Arbeiderspers)