[Nummer 50 - 14 december 1985]
Ter zake
Diny Schouten
Beheert Uitgeverij Singel 262 het Boon-erfgoed wel naar behoren? Julien Weverbergh, die samen met Herwig Leus een wetenschappelijke uitgave voorbereidt van meer dan tienduizend ‘Boontjes’, dagelijkse columns die Louis Paul Boon van 1959 tot zijn dood in 1979 schreef in het Gentse socialistische dagblad Vooruit, verbaast zich erover dat de Arbeiderspers geen belangstelling had voor het project. Boon publiceerde zijn eerste drie boeken bij Angèle Manteau, maar vond na de distributiemoeilijkheden die zijn werk in Vlaanderen ondervond door politieke en kerkelijke druk, onderdak bij de AP. In de ‘Boontjes’ streefde Boon naar eigen zeggen naar een Proustiaanse roman in tien delen, ‘een meesterwerk waaraan Fedor Maria Vestdijk zélf een puntje mag zuigen!’ Volgens Leus geven ze een ‘kaleidoscopisch beeld van de twintigste eeuw, dat even belangrijk zou kunnen worden als de mémoires van St.-Simon voor de achttiende eeuw’. Weverbergh en Leus hebben de ‘Boontjes’ van annotaties voorzien op de erin voorkomende personages in Boons romans, uit de werkelijkheid, en (belangrijke bron), stomme films. Ze zullen zestien delen gaan beslaan, die vanaf september 1986 verspreid over acht jaar zullen verschijnen bij Weverberghs uitgeverij Manteau. Theo Sontrop, directeur van de Arbeiderspers, klinkt verontwaardigd over elke suggestie ‘dat wij niet diligent met het werk van Boon zouden omspringen. We houden zo'n achttien titels zorgvuldig in druk. Alleen de vijf of zes bundels met keuzen uit de Boontjes (gemaakt door Boon zelf of door Boon-o-logen als Martin Ros en Gé van Bork) liepen niet zo erg. We laten Van Bork nu weer een nieuwe keuze maken, van Boontjes waarin Boon commentaar geeft op eigen werk. Die bloemlezing verschijnt in '88.
Je kunt eerder denken dat Manteau, door te putten uit het Boontjes-reservoir, ook een Boon-poot onder het eigen bedrijf wil. Tegen de erven-Boon hebben we gezegd dat we geen bezwaar hebben als Manteau er wat mee wil doen. Er wordt hier wel gedacht over een verzamelde editie van het werk van Louis Paul Boon, maar daar is zonder een riante subsidie van WVC voorlopig geen zicht op. Singel 262 is niet ongenegen om dat in een joint-venture samen met Manteau te doen, zet dat maar.’
Meer Boon-nieuws. Martin Mooij van de Rotterdamse Kunststichting bereidt een Boon-festival voor, een weekend dat waarschijnlijk in april 1986 zal plaatsvinden. Mooij wordt ‘gedreven door oude liefde; ik schreef een aantal jaren op de pagina die Boon als cultureel redacteur van De Vooruit beheerde. Voor mij, en voor veel anderen, is Boon een belangrijk schrijver, een stukje van mijn opvoeding. We willen een foto-expositie, toneelstukken, films en televisiedocumentaires van en over Boon brengen. Er moet in België nog een film liggen, De Bom, waarvoor Boon het scenario schreef, en hij speelt er zelf de hoofdrol in. Het is een komisch verhaal over een garagehouder die een zoekgeraakte atoombom vindt, gebaseerd op een waar-gebeurd krantenbericht.’ In Antwerpen wordt sinds oktober gewerkt aan de opbouw van een Boon-archief. Het is een initiatief van Paul de Wispelaere, die het studiecentrum heeft ondergebracht bij de Universitaire Instelling van Antwerpen, waar hij werkt. Het documentatiecentrum wordt groots van opzet. ‘We willen alle primaire en secundaire documenten bij elkaar brengen, en als dat niet lukt een catalogus aanleggen met verwijzingen naar álle vindplaatsen.’
Tot haar niet geringe verbazing, die onmiddellijk erna veranderde in verontwaardiging, trof Wina Born tussen de kookboeken bij haar boekhandelaar een haar onbekend boek aan over de Nederlands en Belgische keuken, dat desondanks haar naam vermeldde als verantwoordelijke eindredacteur. Verbazingwekkender was nog dat de teksten terugvertaald moesten zijn uit het Engels, want na enig nadenken kon ze het boek identificeren als een uit een serie waaraan ze meewerkte in opdracht van de (niet meer bestaande) Meijer Pers. Meijer Pers produceerde het destijds voor een Amerikaanse supermarktketen. Als supervisor voor de vertaling stond Hugh Jans vermeld. Ton van Es was co-auteur van de serie, die in totaal tien boeken omvatte over de Europese, Aziatische en Zuidamerikaanse keuken. Nu bleek de uitgever Rebo te zijn, wat staat voor Remainder Books in Sassenheim. Op een briefje aan Rebo waarom er haar niet om toestemming is gevraagd, volgde een verwijzing naar PPI in Amsterdam, die over de rechten beschikt. PPI (wat blijkt te staan voor Plenary Publication International Europe BV) kan wegens ziekte van de directeur niets naders meedelen, maar belooft nog van zich te laten horen. Hugh Jans handelde te goeder trouw, weet Wina Born inmiddels. Jans bewerkte acht jaar geleden de serie voor Bruna Uitgeverij, uit drukproeven, zonder gegevens over de herkomst van de boeken. Bij PPI is de directeur nog steeds ziek, maar na enig getelefoneer kan men daar bevestigen dat PPI de rechten van Meijer Pers overnam, ‘met vrijwaring van aanspraken van derden’. Het blijft vreemd dat ook Jans en Van Es hun teksten signaleerden in een vorig jaar verschenen kookboek van Het Spectrum. In dat boek, 1001 recepten uit de hele wereld heten de auteurs en redacteuren
simpelweg ‘de samenstellers’. Het copyright wordt wél vermeld: PPI. Vooral Van Es windt zich op. Er verschenen tal van edities van, weet hij, over de hele wereld, Amerikaanse, Canadese, Zuidamerikaanse, en ook een Duitse, bij Fischer. Van het deel over de Chinese keuken is hem bekend dat er de naam van een ‘ghostwriter’ voor werd gekocht, een befaamde kok: Lee To Chun. Aan de transacties kan hij zien dat er voor hem een aardige Ewing-farm met enige hectaren grond aangezeten zou hebben. Maar juist van het Chinese kookboek bezit hij een contract, waarmee hij PPI tot betaling hoopt te dwingen. Bij Bruna blijkt men de rechten gekocht te hebben van Product Development International Holding NV, gevestigd in Willemstad, Curaçao. ‘Hee, wat gek,’ zegt Marjan Biekart van Bruna, ‘we hebben het nooit verkocht of in licentie gegeven.’ Ton van Es is na schade en schande wijzer geworden. Hij is nu voorzitter van een onlangs opgericht collectief, Glas en vork, waarin een tiental professionele culinaire journalisten zich verenigd hebben. Het collectief is bedoeld om de kwaliteit van het vak te gaan bewaken, door te signaleren waar het afglijdt, en het te stimuleren middels ‘prijzen, pluimen en oorkonden’. In overleg met uitgeverijen wordt gewerkt aan het opstellen van fatsoenlijke auteursvoorwaarden. Er is minstens één soort van beunhazerij die Glas en vork wil gaan bestrijden: voor sommige kookboeken ontvangen de vertalers twee cent per woord.