En verder:
Er zullen niet veel schrijvers zijn die hun memoires kunnen schrijven aan de hand van de tekeningen of schilderijen die van hen zijn gemaakt. Daarom is het boek Wederkerige portretten van Albert Helman al alleen daarom origineel. Nu heeft Helman vooral de laatste vijfentwintig jaar ook een gezicht als een landschap, maar de eerste portretten dateren uit de jaren twintig. Die waren enigszins kubistisch van inslag, zoals die van Otto van Rees (1924) en Henk Wiegersma (1932), en Helmans gezicht was toen minder getekend. Heel mooi is het portret van Otto de Kat (1929). De vroege portretten maken over het algemeen meer indruk dan de latere, die aanmerkelijk conventioneler zijn geschilderd. Helman vertelt bij elk portret zijn herinneringen; hij bekent dat hij zich van jongsaf beter thuis heeft gevoeld bij schilders dan bij musici of literatoren. Levendige en persoonlijke herinneringen haalt hij op aan Otto van Rees, Gerard Huysser, Jan Hoowij, Otto de Kat, Henk Wiegersma, Valentijn van Uytvanck, Wim Schuhmacher, Cornelis Veth, Lili Cornils, Leo Hulsbos, Jo Spier, Paul Citroen, Mari Andriessen, Jan van der Loo, Jesualda Kwanten, Johan Fabricius, Pieter Wiegersma, Erwin de Vries, Willy Belinfante en Margrieth Zijlstra. Het schilderij van de laatste wilde aanvankelijk niet lukken, ook omdat Helman wat werd afgeleid door haar charme. Het boek is mooi uitgegeven door Terra en kost f 39, - (159 p.).
Wat het voor een boekje is is niet geheel duidelijk, maar zeker is dat het gaat over Maarten 't Hart. Wellicht als een soort introductie op zijn werk heeft De Arbeiderspers een boekje gemaakt naar aanleiding van het veertigjarige bestaan van de schrijver. Er staat een groot interview met hem in (vijftig pagina's) waarin 't Hart antwoordt op vragen van Martin Ros, maar die vragen werden weer geïnspireerd door de antwoorden die hij in de loop der tijd in andere interviews heeft gegeven. 't Hart breidt de toen gegeven antwoorden uit, relativeert, doet er nog een schepje bovenop en ontwijkt het antwoord op de vraag of hij nog iets kan zeggen over zijn ‘geheime leven’ dat niet aan de orde komt in zijn autobiografie Het roer kan nog zesmaal om (nu herdrukt als paperback buiten de reeks Privé-Domein). Van 't Hart zelf staan er zes korte stukken in - een stuk over het Bach-jaar, iets over eigen werk, over de theorie van Sjkloski die zegt dat de erfenis niet van vader op zoon wordt overgeleverd, maar van oom op neef et cetera. Leo Voogt heeft bijgehouden wat 't Hart in het jaar 1984 allemaal heeft geschreven en dat achter elkaar gezet. Martin Ros schreef ook een korte biografie (138 p., f 10.-).
De deze week bij de Amerikaanse uitgeverij Random House verschijnende nieuwe roman van A.L. Doctorow, World's Fair, is gesitueerd in het New York van de jaren dertig en onmiskenbaar tamelijk autobiografisch. Doctorows hoofdpersoon is negen jaar als in New York in 1939 de wereldtentoonstelling wordt gehouden, een jaar dat voor de knaap beslissend werd, want zijn gedachten en ambities kregen er voor het eerst vorm. Doctorow schetst de depressie van die jaren, waarvan zijn familie ook te lijden had, en laat veel herleven dat voor mensen van die generatie dagelijkse vanzelfsprekendheden waren: de strips in de kranten, de legendarische football matches, de karakteristieke nieuwsberichten, de muziek. Doctorow roept het op door de ogen van de jongen, maar laat zijn oudere alter ego commentaar leveren. Daardoor is de roman zowel teder als wijs, een documentaire maar ook een ontwikkelingsroman. World's Fair, dat 288 pagina's omvat en f 56,10 kost, wordt geïmporteerd door Van Ditmar.