Vertaald
Wadzeck door Kurt Bartsch, vertaling José Bruurmijn (De Geus, 115 p., f 19,90). Paul Wadzeck is de hoofdfiguur van deze korte roman, die zich afspeelt in Oost-Berlijn. Wadzeck was pooier, zat vier jaar gevangenisstraf uit en gaat als hij vrij komt op zoek naar zijn ‘geliefde’, Rita. Deze Rita Henze zoekt en vindt na de arrestatie van Paul een beetje rust en geluk bij een vriendin tot ze (na een verkrachting) zwanger wordt. Karl Baumann heeft twaalf jaar in een concentratiekamp gezeten. Toen hij in 1945 terugkeerde, trof hij een volledig verwoeste stad aan. Karl was zeer betrokken bij de wederopbouw maar hij voelt zich bitter teleurgesteld door de wijze waarop de arbeidersopstand in 1953 is neergeslagen. De gepensioneerde Karl biedt Rita en haar kind een nieuw huis. ‘Het proletarisch sentiment en de communistische sympathieën zijn duidelijk, maar tegelijkertijd is er de twijfel en de relativering,’ aldus Martin Mooij in zijn inleiding. Helaas is het een rommelig geschreven boekje: het perspectief wisselt snel (verteller, ik, monologue intérieure et cetera). Verder staan er talloze mededelingen tussen haakjes en zijn er veel woorden schreeuwerig in kapitaal gedrukt.
Spaans verhaal door zeventien Spaanse schrijvers van nu, samenstelling en vertaling Maarten Steenmeijer (Meulenhoff, 233 p., f 14,50). In de jaren vijftig zagen Spaanse schrijvers het als hun belangrijkste taak om het miserabele franquistische Spanje te portretteren. Dat leverde sociaal-realistisch proza op waaraan het bezwaar kleefde dat, ondanks de indrukwekkende inhoud de vorm voorspelbaar werd. In de jaren zestig en zeventig gingen de schrijvers ambitieuzer te werk: het was niet meer voldoende om de werkelijkheid zo objectief mogelijk te beschrijven, de roman wilde uitdrukking geven aan de beleving van het gebeurde. Het modernste verhaal in deze bloemlezing van Fernando Savater, Narcissus zoekt de zin van het leven verscheen begin 1985 in El País, de krant die sinds haar oprichting in 1976 zo'n stimulerende invloed op de Spaanse literatuur heeft gehad. Het oudste verhaal dateert van 1962 en is geschreven door Juan Goytisolo. Maarten Steenmeijer geeft een beknopte beschrijving van elk van de auteurs die opgenomen zijn in deze bundel. Een bundel die een uitstekende gelegenheid biedt kennis te maken met het moderne Spaanse verhaal.
Hoe ver mag je gaan? door David Lodge, vertaling Johan Kuin (Gottmer, 237 p., f 34,50). De titel Hoe ver mag je gaan? noodt niet direct tot lezen en ook het omslag weerhoudt de aspirant-koper ervan tot aanschaf over te gaan. Jammer, want het is een vreselijk leuk boek. Inhoudelijk biedt deze roman een even grappige als overtuigende combinatie van historische gegevens en een humoristische weergave van persoonlijke ervaringen. Vooral overtuigd afvallige roomskatholieken zullen veel moeten lachen, maar ook heidenen en (nog) gelovigen kunnen genieten. In de hoofdrollen vijf, wat karakter betreft zeer verschillende mensen die echter twee dingen gemeen hebben: Polly, Dennis, Michael, Adrian en Angela delen het geloof (RK) en ze studeren aan een traditionele universiteit in het Engeland van de jaren vijftig. De veranderingen die in de wereld om hen heen plaatsvinden en die binnen de kerk in het bijzonder, beïnvloeden de hoofdpersonen diepgaand. Een cruciale rol speelt de vraag: hoe ver mag je gaan? Aanvankelijk spitst deze vraag zich toe op geslachtsgemeenschap vóór het huwelijk maar als ze veertigers zijn, op zoek naar een nieuwe vorm van katholicisme, blijkt de kwestie weer/nog actueel. Het boek doorstaat een vergelijking met The History Man en The Serial met glans.
Een plaats voor wilde bessen door Jevgeni Jevtoesjenko, vertaling K. van Landeghem en C. Glastra (De Prom, 294 p., f 29,90). Ardabiola door Jevgeni Jevtoesjenko, vertaling K. van Landeghem (De Prom, 109 p., f 22,50). Jevtoesjenko is in de eerste plaats dichter; door gedichten als Babi Yar werd hij, na de dood van Stalin, de personificatie van de ‘Russische dooi’ genoemd. In 1982 verscheen zijn eerste roman (Een plaats voor wilde bessen) omdat, zoals de auteur in zijn voorwoord zegt ‘proza mij in staat stelt niet alleen voor mijzelf, maar ook voor anderen een getuigenis af te leggen’. (Op p. 115 noemt hij zijn eigen dichterschap een fase die voorbij is.) Het was de bedoeling van Jevtoesjenko ‘een allesomvattende roman te schrijven, die een totaal doorsnede en niet een fragment van de samenleving zou geven’. Belangrijk voor de helden (boeren, arbeiders, geologen in Siberië, Russische en Amerikaanse scholieren in Leningrad, jonge Russische dichters en Amerikaanse popzangers, Allende en Gagarin) is dat ieder mens de schuld van allen draagt, hoe vaak de mensen ook proberen dit feit te verloochenen. In het boek komt een levensbeschrijving voor van een functionaris die verantwoordelijk is voor de bessenoogst in Siberië. Bessen spelen ook een belangrijke rol in Ardabiola. De hoofdpersoon Ardabjev gelooft dat hij een plant heeft gevonden waarvan de bessen kankergenezend zouden zijn. Voordat hij zijn vondsten en bevindingen op papier kan zetten wordt hij in elkaar geslagen door drie verveelde jongens die het gemunt hebben op zijn (Wrangler?) spijkerbroek. Geheugenverlies is het gevolg tot de plant zelf zich aan hem opdringt; dan wordt Ardabjev wakker. Onlangs was, de in een glimmend varietékostuum gestoken, Jevtoesjenko te zien op de Nederlandse televisie. Hij beweerde toen dat
literatuur geen amusement mocht zijn, het moest mensen onrustig maken. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten.
MARIJKE HILHORST