Balletje-balletje
De voorplaat van In the Underworld van Laurie Taylor toont ons het superieure gedoodle van Ralph Steadman. We zien een mooie variant op het hond-bijthond thema. In the Underworld gaat over de criminele onderwereld en we zien mannen hun tanden zetten in de schedels van hun naaste. Alleen één man bijt niemand, ofschoon hijzelf wel gebeten wordt. Hij staart verwilderd voor zich uit. ‘The author is innocent’ staat erbij geschreven.
Als een moderne Dante voert Taylor, in zijn gewone doen een alleszins betrouwbare professor in de criminologie, ons door de onderwereld. We ontmoeten fraudeurs, ‘balletje-balletje’-spelers, bankovervallers, flessentrekkers en dopedealers. Kortom, publiek waar u en ik normaliter niet mee omgaan, en Laurie Taylor, al is hij misdaadkundige, ook niet.
In the Underworld is geen saai boek. Cijfers en getallen komen alleen voor ter aanduiding van hoeveel iets waard is, en als strafmaat. De lezer kijkt met Laurie Taylor vol verbazing rond in het met snuisterijen volgepakte interieur van een bankrover. We zitten aan in een chic restaurant bij een gezelschap dat zich de details van een strafvoltrekking goed laat smaken. En samen met de auteur zitten we aangeschoten in zijn voor dit milieu veel te goedkope auto, en vragen ons met hem af wat precies de aantrekkingskracht van de misdaad is.
Wat doet een aardige professor als Laurie Taylor in de onderwereld? Hoe kan een niet-crimineel zich vrijelijk in de schaduwwereld van de misdaad bewegen? Taylor had een gids. Een gewezen bankrover met wie hij een jarenlange correspondentie heeft onderhouden toen deze in de gevangenis zat. (‘Het vertrouwde dicht opeen geschreven handschrift dat alle gevangenen zich eigen maken om aan de regels te ontkomen die penitentiaire inrichtingen stellen aan de lengte van brieven.’) Deze gids neemt hem op sleeptouw, introduceert hem, vertelt hem wat hij wel en niet kan zeggen en, zoals het een goede gids betaamt, laat hij hem ook weer alleen.
Met deze gids, John McVicar, bezoekt Laurie Taylor cafés, kroegen en andere plaatsen waar de onderwereld samenkomt. Daarbij, als op reis door een vreemd land, blijven allerlei gebruiken onvertaalbaar. ‘Ik vroeg wat voor kaartspel dat was. O, zei John, dat is kalooki; en toen hij zag dat ik dat niet begreep, voegde hij er nauwelijks hulpvaardig aan toe: een soort joods gin-rummy.’ Zelf gebruikt Taylor ook metaforen die voor de niet-Britse lezer moeilijk te volgen zijn: ‘Een langharige jongen - who looked altogether more Haight Ashbury dan Wormwood Scrubs.’ Of: ‘Hij zag er een beetje uit als John Dankworth voordat hij prinses Margaret leerde kennen en ophield Johnnie te heten.’ Taylor moet alle zeilen bijzetten en alle hem ten dienste staande vergelijkingen aanwenden om het criminele milieu te begrijpen. Soms amuseert zijn gids zich om zijn onhandige pogingen de ‘scene’ te doorgronden. Taylors' beschrijvingen zijn niet vrij van humor: ‘Onder actieve schurken is gevangenis net zo'n waarschijnlijk onderwerp voor een uitgebreide discussie als longkanker bij Imperial Tobacco.’
Maar al heeft Taylor een open oog voor de positieve kanten van het criminele bestaan, de opvang, de steun, de openlijke kameraadschap, het zelfvertrouwen, hij is niet blind voor de minder appetijtelijke kanten. ‘Deze goed geklede mannen die het ijs in hun dubbele Baccardi's en driedubbele wodka's lieten klingelen, waren kort tevoren nog op straat geweest, stelend en bedriegend, ze hadden drugs verhandeld en met geweld gedreigd.’ Het is met name deze openheid die dit boek zo leesbaar maakt. Nu eens geen slap marxistisch geneuzel over de maatschappij die misdadigers maakt, maar een minutieuze beschrijving van menselijke roofdieren.
Wat misdadigers met andere gesloten groepen gemeen hebben is het zich afzetten tegen buitenstaanders. Een buitenstaander is een mug, een wally, een straight, en wat doe je daarmee? ‘Je moet een aardig, vriendelijk gezicht opzoeken, en dan slacht je ze af.’ Om de afstand tot wallies te bewaren is het ook belangrijk voor een crimineel om nooit de juiste prijs voor iets te betalen, schrijft Taylor. ‘Er is altijd een omweggetje waardoor iedere transactie, of het nu een gokje bij het racen betreft, een maaltijd in een restaurant of een kaartje voor een rock-concert, zijn positie als insider bevestigt. Een Cartier-horloge kost in de winkel misschien f 4500, -, maar dat is natuurlijk de prijs voor mugs.’