Der Fahrstuhl Die Geschichte der vertikalen Eroberung door Jeannot Simmen en Uwe Drepper Uitgever: Prestel, 256 p. Importeur: Nilsson & Lamm, ± f 120, -
Ewald Pironet
Met de opkomst van de lift is de Skyline radicaal veranderd: het werd mogelijk een stad in de hoogte uit te bouwen. Ondanks die onmiskenbare invloed verscheen pas onlangs een breed opgezette geschiedenis van de lift. Het boek van Jeannot Simmen en Uwe Drepper stijgt wolkenkrabberhoog uit boven de bestaande studies die enkel oog hebben voor technische details of ongevallen die met liften gebeuren. Dit boek, Der Fahrstuhl is dan ook veel boeiender; er wordt die Geschichte der vertikalen Eroberung in beschreven, zoals de ondertitel aangeeft. Want de Skyscrapers, de Eiffeltoren, het Atomium, het vrijheidsstandbeeld en zelfs de Sint-Pietersbasiliek in Rome kunnen niet meer zonder. En eerlijk gezegd: ik ook niet.
In een van de belangwekkendste reisverhalen die ik de afgelopen jaren las, Vluchten, beschrijft Ethel Portnoy haar bezoeken aan de kastelen van Ludwig II. Ergens stelt ze zich de vraag of die ‘koning van de kitsch’ niet altijd zelf toneeldecors om zich heen bouwde. Er zijn goede redenen toe om daar bevestigend op te antwoorden. In zijn kasteel Herrenchiemsee is er bijvoorbeeld een lift in de eettafel gebouwd, zodat er op zijn wens - ‘tafeltje-dek-je’ - een hele maaltijd naar boven kwam. Dat doet denken aan het gebruik van primitieve liftsystemen in het theater bij de Grieken en Romeinen in de oudheid. Ze werden toen gebruikt om de goden vanuit de vloer op het toneel te laten verschijnen. De lift was er dus een verdekt onderdeel van een toneeldecor.
Bij keizerin Maria Theresia had de lift al een andere functie: in haar slot Schönbrunn had ze een hefwerktuig laten installeren, waarop een sofa stond. Zo kon ze al zittend een verdieping hoger of lager gebracht worden. Op het einde van haar leven had ze ook een lift die haar naar de grafkelder bracht. Toen ze daaruit opsteeg en de lift tweemaal bleef hangen moet ze gezegd hebben: ‘De grafkelder wil me niet meer naar boven laten hijsen.’ Dat moet de laatste keer geweest zijn dat ze er een bezoek aan bracht want korte tijd later stierf ze. De lift was er eerder een toegevoegd meubel als antwoord op gemakzucht, dan een transportmiddel.
Dat werd het pas na de uitvinding door Elisha Graves Otis, waarmee Simmen en Drepper het boek openen. In 1854 demonstreerde hij voor een talrijk verzameld publiek in het New Yorkse Chrystal Palace zijn liftbeveiligingssysteem. Het gevaar voor kabelbreuken zou daarmee bezworen worden. Na enkele bestellingen voor goederenliften, werd op 23 maart 1857 de eerste personenlift in gebruik genomen in de glas- en zilverwinkel E.V. Haughwout & Co, 488-492 Broadway, New York. Dit vier verdiepingen tellende gebouw is daarom nu beschermd.
Rond 1870 ontstonden de zogenaamde Elevator Buildings: vijf of zes verdiepingen hoge zakenhuizen in New York. De huizen konden toen al wel hoger gebouwd worden, maar zoals Francisco Mujica in zijn History of Skyscrapers zegt: ‘De afmatting en de tijdverspilling bij het bestijgen van de trap reduceert de commerciële waarde van de bovenste verdiepingen.’ Als in plaats van een kabel de hydraulische kracht komt wordt het mogelijk huizen met achttien tot twintig verdiepingen te bouwen. Als dan in 1899 de elektrische trekkracht aangewend wordt kan men nog hoger. Het Woolworth Building bijvoorbeeld had in 1913 zevenentwintig liften ter beschikking en telde zesenvijftig verdiepingen.
Beide auteurs besteden verder aandacht aan ongevallen met liften, zoals die in de speelfilm De lift van Dick Maas adembenemend in beeld gebracht werden. Ook in andere films als Towering Inferno of Lift naar het schavot van Louis Malle komen beklemmende situaties voor. Daarom worden deze drie films in het boek ook besproken. Zelfs de elektrische drukknop waarmee je de gewenste verdieping aangeeft krijgt twee pagina's, om maar te zeggen dat niets over het hoofd gezien werd. Alleen jammer dat er geen kleurenfoto's in het boek voorkomen - dat had de afbeelding van liftkooien en -lobby's veel beter tot hun recht laten komen.
De moderne kunst (met Max Ernst en Marcel Duchamp) wordt, net als de literatuur, onder de loep genomen. Vooral na het hoofdstuk over de liftboy, die aan de onderste trap van de hiërarchische ladder staat, komt de literatuur aan bod onder de titel ‘Die erotische Lust in mechanischen Lift’. In Thomas Manns recent opnieuw in het Nederlands verschenen Bekentnisse des Hochstaplers Felix Krull, komt Armand voor, een liftboy bij Hotel Saint James and Albany, in een rokkostuum met fluwelen revers en gouden knopen ‘hetgeen niets meer is dan de opgedofte symboliek van mijn nederige positie’. De rijke Madame Houpflé sleept hem mee in haar bed (‘O, liefste! O, liefdesengel, boreling van lust! O, ja, jij jonge duivel, gladde knaap, wat kun je dat goed!’). Wat verder vraagt ze om vernederd te worden: ‘“Armand,” fluisterde zij in mijn oor, “ga woest met me om! Ik ben helemaal van jou, ik ben je slavin! Behandel me als de laagste hoer! Ik verdien niets beters, en ik zal het zalig vinden!”’ Madame Houpflé wil nog meer van ‘de kleine naakte liftboy’: ‘Als je me eens wat sloeg? Hard sloeg bedoel ik? (...) Daar liggen je bretels, pak ze liefste, draai me om en tuchtig me tot bloedens toe!’ Wat een arme liftboy allemaal moet lijden.
Dat is maar een, zij het prachtig voorbeeld maar ook in andere romans speelt de liftboy een intrigerende rol. In Georges Batailles Le Bleu du Ciel is hij bijna een beest, met grote behaarde handen, die niet in een slaapkamer verleid wordt, maar waar de liftcabine zelf de plaats is voor macabere handelingen. En bij Alberto Moravio's Io e Lui is er zelfs geen liftboy of vrouwelijk gezelschap nodig om de erotische lust op te wekken: het stijgen in de liftkoker is er een duidelijk fallussymbool.
Maar een van de mooiste hoofdstukken in het boek gaat over de ontwikkeling van de roltrap, een andere etappe in die Geschichte der vertikalen Eroberung. Beide auteurs bieden een verhelderend inzicht: de lift was geïnspireerd op koetsen en draagstoelen, terwijl de roltrap terug te
Vervolg op pagina 12