Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Martin MooijDit is dan voor Poetry International het laatste jaar geweest met Kees Buddingh'. Ik zie hem er nog rondlopen in die laatste week van juni. Kees had het druk. Er zat weer zoiets als een elektrische spanning in het festival, er gebeurde telkens iets nieuws. Het kettingverzenproject bijvoorbeeld, met Makoto Ooka en Kawasaki Hiroshi als gastheren. We wilden het graag, al was er haast geen ruimte voor. Het moest in het slotprogramma worden geperst en het was zo breekbaar als glas. Kees redde het, rustig als altijd. Eerst iets drinken, kalm op je beurt wachten, hier nog wat vertalen, daar wat bijschaven, daarna de plaats van Adrian Henri innemen in het project omdat die eerder had moeten vertrekken. Kees deed het weer perfect. Zo was hij trouwens de hele week bezig geweest, iedereen een plaats gevend in het festival - de dichters, de andere gasten, de pers en de eigen medewerkers. Kees was, geloof ik, gewoon tevreden in dat zestiende Poetry International. Lichamelijk voelde hij zich niet zo goed, maar dat was hem niet aan te zien als hij aan het werk was. Het was een goed jaar - met Lucebert, Leo Vroman, Seamus Heaney (die van tevoren had gevraagd: ‘Is Kees er ook?’), Kazuko Shiraishi. Achteraf lijkt het er bijna op of ze nog even voor hem waren gekomen. Maar er waren voor hem ook de nieuwe vriendschappen, zoals met Nicanor Parra. Kees ging ogenblikkelijk voor hem aan het werk. Alles was zoals hij het wilde. ‘Domweg gelukkig in de Flipsenzaal,’ schreef hij op een blaadje. Ik heb gedurende het hele bestaan van Poetry International met Kees Buddingh' te maken gehad. Ik werd medewerker letteren van de Rotterdamse Kunststichting en hij lid van de Sektie Letteren toen de eerste plannen voor het festival werden besproken. Dat gebeurde vanaf 1969 in een veel ruimer verband en er waren de nodige twijfels en aarzelingen. Maar goed, er werd eensgezind toe besloten en het kwam ervan. De eerste keer niet zonder de nodige moeilijkheden en ik herinner me dat niet alle Rotterdamse auteurs al van de noodzaak van het festival overtuigd waren. Kees wel, er waren er trouwens nog een paar. Met Kees kreeg ik door Poetry en door de Sektie veel te maken. In 1971 raakte hij actief betrokken bij de organisatie. Aan dat tweede festival nam Pablo Neruda deel en Buddingh' kwam direct met hem in contact. Er waren andere dichters, voor wie hij onmiddellijk veel voelde. Voor Günter Bruno Fuchs uit Berlijn bijvoorbeeld, zo dronken en zo in en in menselijk. Er ontstonden voor Kees heel wat vriendschappen: met Mazisi Kunene, Vasko Popa, Zbigniew Herbert, Brian Patten, Charles Tomlinson, Eugène Guillevic, Rendra. Je kunt ze niet allemaal noemen.
1965
1976
1979
1971
1974
1968
Wij raakten ook erg op elkaar gesteld. Ik kon alle problemen met hem bepraten. Als ze er niet waren, maakte ik ze wel en ze werden ook altijd opgelost. Al maanden van tevoren zaten we 's avonds in Dordt of in Capelle over het komende festival te praten en maakten dan ook nieuwe plannen. Zo zou er zonder zijn steun nooit een Poetry National-avond zijn gekomen, zo droeg hij ook bij aan het ontstaan van Poetry in het Park. Hij kwam telkens weer met voorstellen voor nieuwe dichters, vooral uit Engeland. ‘The Night of British Poetry’ in 1983 werd door hem gedragen, er ontstond de jaarlijkse landenavond uit. Altijd was Kees er. Eerst in de kamer van Adriaan van der Staay. Met de sleutel van de ‘drankkast’. Hij schonk onze gasten in, dat vonden we hartelijker en goedkoper. De laatste jaren in de Eduard Flipsenzaal, het verzamelpunt voor dichters en andere gasten. Kees was een spil, je kon op hem rekenen. Hij zorgde voor datgene waarom het in zo'n festival gaat - om warmte, vriendschap, betrouwbaarheid, de zogenaamd kleine dingen die kwaliteit en niveau zo kunnen verhogen. Poetry International was zijn festival, zoals het dat ook van Geertjan Lubberhuizen was. In de eerste festivals van Geert hebben we hem elk jaar wel een keer ontslagen om hem daarna meteen weer aan te nemen. Geert wachtte erop, Kees wist wat hem te doen stond. Alle twee waren ze een rustpunt en een centrum voor activiteiten. Ze waren bij alles betrokken: bij het lot van Breyten Breytenbach na zijn gevangenname, bij alles wat Poetry tot Poetry maakte. Poëzie is anarchie, heeft Kees eens gezegd. Het is goed in die poëzie te leven. Het is nog niet goed voor te stellen, een Poetry International, nu ook zonder Kees Buddingh'. Het moet toch in zijn geest verder. ■ |
|