Lord Wanhoop
Zo geloof ik ook dat gevoel voor smaak en kwaliteit bij de criticus voor een belangrijk deel buiten hem om gevormd is. Dat is toch met alles zo? Als je op, zeg, je zeventiende jaar een beetje tot bewustzijn van jezelf bent gekomen, praat je over een mens die vrijwel af is - daar zul je het je hele leven mee moeten doen. Wat is dat dan voor ijdeltuiterij (of is het ideologie, verkeerd bewustzijn dus?) om te vinden dat ‘jezelf zijn’ geheel eigen verdienste is? ‘Ik, bijvoorbeeld, heb helemaal niet het idee dat er achter mijn rug om iets bekokstoofd is waar ik me maar aan heb aan te passen,’ roept Carel trots vanaf zijn zandkasteel. En ‘(...) mijn hoofd: wat daarin zit zijn mijn eigen voorkeur, waardenschaal en intellectuele loyaliteiten waar niemand mij toe dwingt, ook “het culturele klimaat” niet.’ Wie zoiets schrijft, is dom of kortzichtig. Aangezien Carel Peeters niet dom is, is hij kortzichtig. Ik denk dat hij ook nog iets anders is - Oostindisch doof -, maar daarover straks.
Mijn geachte opponent zegt dat ik een aanhanger ben van ‘de Franse wanhoopsfilosoof Jean Baudrillard’. ‘Wanhoopsfilosoof’ - zou Carel al die moeilijke Franse boeken van de man gelezen hebben om hem met zo'n machtig pennestreekje van tafel te durven vegen? Ik beken eerlijk dat ik geen enkel boek van hem ken; wel een artikel waarin Lord Wanhoop stelt dat overal waar iets overmatig wordt geproduceerd op den duur de werkelijke betekenis, de waarde van die produktie dreigt te verdwijnen. Door een overproduktie van informatie komt de communicatie op de tocht te staan; door een overvloed aan sociale instituties verdwijnt het sociale; massale recreatie verjaagt de ontspanning, et cetera.
Dat is geen ‘meninkje’, beste Carel, maar een omkering om goed over na te denken. Jij reageert echter opnieuw zoals je steeds doet in deze kwestie; niet luisteren maar zoeken naar wat je ertegenin kunt brengen. Welnu, jouw bewerinkje - ‘voor hetzelfde geld kan men beweren dat waar veel van iets is het werkelijk belangrijke er altijd uit te halen is’ - laat de tenen krullen van plaatsvervangende schaamte, want dat is niets bijzonders, dat denken we nu juist allemaal! Ik kon Baudrillard natuurlijk goed gebruiken omdat hij een diep gevoelen in mij vertolkte: de enorme aandacht in de laatste jaren voor literatuur als verschijnsel - wat iets anders is dan wezenlijke aandacht voor het literaire werk - zou wel eens het zicht kunnen verduisteren op wat werkelijk van waarde is. Het valt niet te ontkennen dat de literatuurbijlagen in dat metagebeuren een belangrijke stem hebben, en terecht: de kern ervan - de boekbespreking - heeft tenslotte betrekking op het literaire werk zelf, en daar kan ook de zandkastelenmeneer geen bezwaar tegen hebben. Als het tenminste goed gebeurt. Ik denk dan, bijvoorbeeld, dat je niet al in de week van verschijnen moet schrijven dat ‘de nieuwe Mulisch’ een meesterwerk is. Laat het boek toch de kans krijgen zonder de voortdurende bevoogding van de kunstjournalistiek bij de lezer terecht te komen, in alle rust, en in de hoofden van de recensenten. Misschien blijkt dan een heel ander oordeel (bijvoorbeeld dat van Cyrille Offermans in De Groene). De gewone lezer kan het zijne daaraan spiegelen, waardoor een gezonder, meer volwassen literair klimaat tot stand kan komen. Iets heel anders dus dan de hijgerige jacht op het nieuwe, het actuele die nu aan de orde van de week is. Door eigen hand opgewekte golfjes aan de oppervlakte die als diepte worden gepresenteerd: ‘HP over de meisjes van de jaren tachtig’. Van die dingen. Twee van hen publiceren hun eerste
roman en staan dezelfde week al met een groot interview in de krant (respectievelijk Fleur Bourgonje in VN en Marja Brouwers in de Volkskrant)! Wordt de gewone lezer, om wie het allemaal begonnen is, op deze manier duidelijk gemaakt wat belangrijk is en wat niet? ‘Ik raak er ook steeds meer van overtuigd, dat steeds meer mensen bekaf worden van die niet te stuiten woorden, betogen en gebabbel,’ schrijft er één, Nico Denhoorn, in een fraaie anakoloet in de Volkskrant van 23 februari 1985. En: ‘De journalisten, die steeds maar nieuwe
Vervolg op pagina 16